Vervoeging van gymmen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gym
- jij gymt
- hij/zij/het gymt
- wij gymmen
- jullie gymmen
- zij gymmen
Onvoltooid verleden tijd
- ik gymde
- jij gymde
- hij/zij/het gymde
- wij gymden
- jullie gymden
- zij gymden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gegymd
- jij hebt gegymd
- hij/zij/het heeft gegymd
- wij hebben gegymd
- jullie hebben gegymd
- zij hebben gegymd
Voltooid verleden tijd
- ik had gegymd
- jij had gegymd
- hij/zij/het had gegymd
- wij hadden gegymd
- jullie hadden gegymd
- zij hadden gegymd
Toekomende tijd I
- ik zal gymmen
- jij zult gymmen
- hij/zij/het zal gymmen
- wij zullen gymmen
- jullie zullen gymmen
- zij zullen gymmen
Toekomende tijd II
- ik zal gegymd hebben
- jij zult gegymd hebben
- hij/zij/het zal gegymd hebben
- wij zullen gegymd hebben
- jullie zullen gegymd hebben
- zij zullen gegymd hebben
Conditionalis I
- ik zou gymmen
- jij zou gymmen
- hij/zij/het zou gymmen
- wij zouden gymmen
- jullie zouden gymmen
- zij zouden gymmen
Conditionalis II
- ik zou hebben gegymd
- jij zou hebben gegymd
- hij/zij/het zou hebben gegymd
- wij zouden hebben gegymd
- jullie zouden hebben gegymd
- zij zouden hebben gegymd
Imperatief
- jij gym
- jullie gymt