Vervoeging van handhaven

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik handhaaf
    • jij handhaaft
    • hij/zij/het handhaaft
    • wij handhaven
    • jullie handhaven
    • zij handhaven
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik handhaafde
    • jij handhaafde
    • hij/zij/het handhaafde
    • wij handhaafden
    • jullie handhaafden
    • zij handhaafden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gehandhaafd
    • jij hebt gehandhaafd
    • hij/zij/het heeft gehandhaafd
    • wij hebben gehandhaafd
    • jullie hebben gehandhaafd
    • zij hebben gehandhaafd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gehandhaafd
    • jij had gehandhaafd
    • hij/zij/het had gehandhaafd
    • wij hadden gehandhaafd
    • jullie hadden gehandhaafd
    • zij hadden gehandhaafd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal handhaven
    • jij zult handhaven
    • hij/zij/het zal handhaven
    • wij zullen handhaven
    • jullie zullen handhaven
    • zij zullen handhaven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gehandhaafd hebben
    • jij zult gehandhaafd hebben
    • hij/zij/het zal gehandhaafd hebben
    • wij zullen gehandhaafd hebben
    • jullie zullen gehandhaafd hebben
    • zij zullen gehandhaafd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou handhaven
    • jij zou handhaven
    • hij/zij/het zou handhaven
    • wij zouden handhaven
    • jullie zouden handhaven
    • zij zouden handhaven
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gehandhaafd
    • jij zou hebben gehandhaafd
    • hij/zij/het zou hebben gehandhaafd
    • wij zouden hebben gehandhaafd
    • jullie zouden hebben gehandhaafd
    • zij zouden hebben gehandhaafd
  • Imperatief

    • jij handhaaf
    • jullie handhaaft

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van handhaven