Vervoeging van handhaven
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik handhaaf
- jij handhaaft
- hij/zij/het handhaaft
- wij handhaven
- jullie handhaven
- zij handhaven
Onvoltooid verleden tijd
- ik handhaafde
- jij handhaafde
- hij/zij/het handhaafde
- wij handhaafden
- jullie handhaafden
- zij handhaafden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehandhaafd
- jij hebt gehandhaafd
- hij/zij/het heeft gehandhaafd
- wij hebben gehandhaafd
- jullie hebben gehandhaafd
- zij hebben gehandhaafd
Voltooid verleden tijd
- ik had gehandhaafd
- jij had gehandhaafd
- hij/zij/het had gehandhaafd
- wij hadden gehandhaafd
- jullie hadden gehandhaafd
- zij hadden gehandhaafd
Toekomende tijd I
- ik zal handhaven
- jij zult handhaven
- hij/zij/het zal handhaven
- wij zullen handhaven
- jullie zullen handhaven
- zij zullen handhaven
Toekomende tijd II
- ik zal gehandhaafd hebben
- jij zult gehandhaafd hebben
- hij/zij/het zal gehandhaafd hebben
- wij zullen gehandhaafd hebben
- jullie zullen gehandhaafd hebben
- zij zullen gehandhaafd hebben
Conditionalis I
- ik zou handhaven
- jij zou handhaven
- hij/zij/het zou handhaven
- wij zouden handhaven
- jullie zouden handhaven
- zij zouden handhaven
Conditionalis II
- ik zou hebben gehandhaafd
- jij zou hebben gehandhaafd
- hij/zij/het zou hebben gehandhaafd
- wij zouden hebben gehandhaafd
- jullie zouden hebben gehandhaafd
- zij zouden hebben gehandhaafd
Imperatief
- jij handhaaf
- jullie handhaaft