Vervoeging van harden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik hard
    • jij hardt
    • hij/zij/het hardt
    • wij harden
    • jullie harden
    • zij harden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hardde
    • jij hardde
    • hij/zij/het hardde
    • wij hardden
    • jullie hardden
    • zij hardden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gehard
    • jij hebt gehard
    • hij/zij/het heeft gehard
    • wij hebben gehard
    • jullie hebben gehard
    • zij hebben gehard
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gehard
    • jij had gehard
    • hij/zij/het had gehard
    • wij hadden gehard
    • jullie hadden gehard
    • zij hadden gehard
  • Toekomende tijd I

    • ik zal harden
    • jij zult harden
    • hij/zij/het zal harden
    • wij zullen harden
    • jullie zullen harden
    • zij zullen harden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gehard hebben
    • jij zult gehard hebben
    • hij/zij/het zal gehard hebben
    • wij zullen gehard hebben
    • jullie zullen gehard hebben
    • zij zullen gehard hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou harden
    • jij zou harden
    • hij/zij/het zou harden
    • wij zouden harden
    • jullie zouden harden
    • zij zouden harden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gehard
    • jij zou hebben gehard
    • hij/zij/het zou hebben gehard
    • wij zouden hebben gehard
    • jullie zouden hebben gehard
    • zij zouden hebben gehard
  • Imperatief

    • jij hard
    • jullie hardt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van harden