Vervoeging van haren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik haar
- jij haart
- hij/zij/het haart
- wij haren
- jullie haren
- zij haren
Onvoltooid verleden tijd
- ik haarde
- jij haarde
- hij/zij/het haarde
- wij haarden
- jullie haarden
- zij haarden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehaard
- jij hebt gehaard
- hij/zij/het heeft gehaard
- wij hebben gehaard
- jullie hebben gehaard
- zij hebben gehaard
Voltooid verleden tijd
- ik had gehaard
- jij had gehaard
- hij/zij/het had gehaard
- wij hadden gehaard
- jullie hadden gehaard
- zij hadden gehaard
Toekomende tijd I
- ik zal haren
- jij zult haren
- hij/zij/het zal haren
- wij zullen haren
- jullie zullen haren
- zij zullen haren
Toekomende tijd II
- ik zal gehaard hebben
- jij zult gehaard hebben
- hij/zij/het zal gehaard hebben
- wij zullen gehaard hebben
- jullie zullen gehaard hebben
- zij zullen gehaard hebben
Conditionalis I
- ik zou haren
- jij zou haren
- hij/zij/het zou haren
- wij zouden haren
- jullie zouden haren
- zij zouden haren
Conditionalis II
- ik zou hebben gehaard
- jij zou hebben gehaard
- hij/zij/het zou hebben gehaard
- wij zouden hebben gehaard
- jullie zouden hebben gehaard
- zij zouden hebben gehaard
Imperatief
- jij haar
- jullie haart