Vervoeging van havenen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik haven
    • jij havent
    • hij/zij/het havent
    • wij havenen
    • jullie havenen
    • zij havenen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik havende
    • jij havende
    • hij/zij/het havende
    • wij havenden
    • jullie havenden
    • zij havenden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gehavend
    • jij hebt gehavend
    • hij/zij/het heeft gehavend
    • wij hebben gehavend
    • jullie hebben gehavend
    • zij hebben gehavend
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gehavend
    • jij had gehavend
    • hij/zij/het had gehavend
    • wij hadden gehavend
    • jullie hadden gehavend
    • zij hadden gehavend
  • Toekomende tijd I

    • ik zal havenen
    • jij zult havenen
    • hij/zij/het zal havenen
    • wij zullen havenen
    • jullie zullen havenen
    • zij zullen havenen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gehavend hebben
    • jij zult gehavend hebben
    • hij/zij/het zal gehavend hebben
    • wij zullen gehavend hebben
    • jullie zullen gehavend hebben
    • zij zullen gehavend hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou havenen
    • jij zou havenen
    • hij/zij/het zou havenen
    • wij zouden havenen
    • jullie zouden havenen
    • zij zouden havenen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gehavend
    • jij zou hebben gehavend
    • hij/zij/het zou hebben gehavend
    • wij zouden hebben gehavend
    • jullie zouden hebben gehavend
    • zij zouden hebben gehavend
  • Imperatief

    • jij haven
    • jullie havent

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van havenen