Vervoeging van heenbuigen

Onbepaalde wijs (infinitief): heenbuigen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik buig heen
    • jij buigt heen
    • hij/zij/het buigt heen
    • wij buigen heen
    • jullie buigen heen
    • zij buigen heen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik boog heen
    • jij boog heen
    • hij/zij/het boog heen
    • wij bogen heen
    • jullie bogen heen
    • zij bogen heen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb heengebogen
    • jij hebt heengebogen
    • hij/zij/het heeft heengebogen
    • wij hebben heengebogen
    • jullie hebben heengebogen
    • zij hebben heengebogen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had heengebogen
    • jij had heengebogen
    • hij/zij/het had heengebogen
    • wij hadden heengebogen
    • jullie hadden heengebogen
    • zij hadden heengebogen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal heenbuigen
    • jij zult heenbuigen
    • hij/zij/het zal heenbuigen
    • wij zullen heenbuigen
    • jullie zullen heenbuigen
    • zij zullen heenbuigen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal heengebogen hebben
    • jij zult heengebogen hebben
    • hij/zij/het zal heengebogen hebben
    • wij zullen heengebogen hebben
    • jullie zullen heengebogen hebben
    • zij zullen heengebogen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou heenbuigen
    • jij zou heenbuigen
    • hij/zij/het zou heenbuigen
    • wij zouden heenbuigen
    • jullie zouden heenbuigen
    • zij zouden heenbuigen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben heengebogen
    • jij zou hebben heengebogen
    • hij/zij/het zou hebben heengebogen
    • wij zouden hebben heengebogen
    • jullie zouden hebben heengebogen
    • zij zouden hebben heengebogen
  • Imperatief

    • jij buig heen
    • jullie buigt heen