Vervoeging van hellen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hel
- jij helt
- hij/zij/het helt
- wij hellen
- jullie hellen
- zij hellen
Onvoltooid verleden tijd
- ik helde
- jij helde
- hij/zij/het helde
- wij helden
- jullie helden
- zij helden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geheld
- jij hebt geheld
- hij/zij/het heeft geheld
- wij hebben geheld
- jullie hebben geheld
- zij hebben geheld
Voltooid verleden tijd
- ik had geheld
- jij had geheld
- hij/zij/het had geheld
- wij hadden geheld
- jullie hadden geheld
- zij hadden geheld
Toekomende tijd I
- ik zal hellen
- jij zult hellen
- hij/zij/het zal hellen
- wij zullen hellen
- jullie zullen hellen
- zij zullen hellen
Toekomende tijd II
- ik zal geheld hebben
- jij zult geheld hebben
- hij/zij/het zal geheld hebben
- wij zullen geheld hebben
- jullie zullen geheld hebben
- zij zullen geheld hebben
Conditionalis I
- ik zou hellen
- jij zou hellen
- hij/zij/het zou hellen
- wij zouden hellen
- jullie zouden hellen
- zij zouden hellen
Conditionalis II
- ik zou hebben geheld
- jij zou hebben geheld
- hij/zij/het zou hebben geheld
- wij zouden hebben geheld
- jullie zouden hebben geheld
- zij zouden hebben geheld
Imperatief
- jij hel
- jullie helt