Vervoeging van herbevestigen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik herbevestig
- jij herbevestigt
- hij/zij/het herbevestigt
- wij herbevestigen
- jullie herbevestigen
- zij herbevestigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik herbevestigde
- jij herbevestigde
- hij/zij/het herbevestigde
- wij herbevestigden
- jullie herbevestigden
- zij herbevestigden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geherbevestigd
- jij hebt geherbevestigd
- hij/zij/het heeft geherbevestigd
- wij hebben geherbevestigd
- jullie hebben geherbevestigd
- zij hebben geherbevestigd
Voltooid verleden tijd
- ik had geherbevestigd
- jij had geherbevestigd
- hij/zij/het had geherbevestigd
- wij hadden geherbevestigd
- jullie hadden geherbevestigd
- zij hadden geherbevestigd
Toekomende tijd I
- ik zal herbevestigen
- jij zult herbevestigen
- hij/zij/het zal herbevestigen
- wij zullen herbevestigen
- jullie zullen herbevestigen
- zij zullen herbevestigen
Toekomende tijd II
- ik zal geherbevestigd hebben
- jij zult geherbevestigd hebben
- hij/zij/het zal geherbevestigd hebben
- wij zullen geherbevestigd hebben
- jullie zullen geherbevestigd hebben
- zij zullen geherbevestigd hebben
Conditionalis I
- ik zou herbevestigen
- jij zou herbevestigen
- hij/zij/het zou herbevestigen
- wij zouden herbevestigen
- jullie zouden herbevestigen
- zij zouden herbevestigen
Conditionalis II
- ik zou hebben geherbevestigd
- jij zou hebben geherbevestigd
- hij/zij/het zou hebben geherbevestigd
- wij zouden hebben geherbevestigd
- jullie zouden hebben geherbevestigd
- zij zouden hebben geherbevestigd
Imperatief
- jij herbevestig
- jullie herbevestigt