Vervoeging van herbouwen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik herbouw
    • jij herbouwt
    • hij/zij/het herbouwt
    • wij herbouwen
    • jullie herbouwen
    • zij herbouwen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik herbouwde
    • jij herbouwde
    • hij/zij/het herbouwde
    • wij herbouwden
    • jullie herbouwden
    • zij herbouwden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb herbouwd
    • jij hebt herbouwd
    • hij/zij/het heeft herbouwd
    • wij hebben herbouwd
    • jullie hebben herbouwd
    • zij hebben herbouwd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had herbouwd
    • jij had herbouwd
    • hij/zij/het had herbouwd
    • wij hadden herbouwd
    • jullie hadden herbouwd
    • zij hadden herbouwd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal herbouwen
    • jij zult herbouwen
    • hij/zij/het zal herbouwen
    • wij zullen herbouwen
    • jullie zullen herbouwen
    • zij zullen herbouwen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal herbouwd hebben
    • jij zult herbouwd hebben
    • hij/zij/het zal herbouwd hebben
    • wij zullen herbouwd hebben
    • jullie zullen herbouwd hebben
    • zij zullen herbouwd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou herbouwen
    • jij zou herbouwen
    • hij/zij/het zou herbouwen
    • wij zouden herbouwen
    • jullie zouden herbouwen
    • zij zouden herbouwen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben herbouwd
    • jij zou hebben herbouwd
    • hij/zij/het zou hebben herbouwd
    • wij zouden hebben herbouwd
    • jullie zouden hebben herbouwd
    • zij zouden hebben herbouwd
  • Imperatief

    • jij herbouw
    • jullie herbouwt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van herbouwen