Vervoeging van herinrichten

Onbepaalde wijs (infinitief): herinrichten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik richt herin
    • jij richt herin
    • hij/zij/het richt herin
    • wij richten herin
    • jullie richten herin
    • zij richten herin
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik richtte herin
    • jij richtte herin
    • hij/zij/het richtte herin
    • wij richtten herin
    • jullie richtten herin
    • zij richtten herin
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb heringericht
    • jij hebt heringericht
    • hij/zij/het heeft heringericht
    • wij hebben heringericht
    • jullie hebben heringericht
    • zij hebben heringericht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had heringericht
    • jij had heringericht
    • hij/zij/het had heringericht
    • wij hadden heringericht
    • jullie hadden heringericht
    • zij hadden heringericht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal herinrichten
    • jij zult herinrichten
    • hij/zij/het zal herinrichten
    • wij zullen herinrichten
    • jullie zullen herinrichten
    • zij zullen herinrichten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal heringericht hebben
    • jij zult heringericht hebben
    • hij/zij/het zal heringericht hebben
    • wij zullen heringericht hebben
    • jullie zullen heringericht hebben
    • zij zullen heringericht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou herinrichten
    • jij zou herinrichten
    • hij/zij/het zou herinrichten
    • wij zouden herinrichten
    • jullie zouden herinrichten
    • zij zouden herinrichten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben heringericht
    • jij zou hebben heringericht
    • hij/zij/het zou hebben heringericht
    • wij zouden hebben heringericht
    • jullie zouden hebben heringericht
    • zij zouden hebben heringericht
  • Imperatief

    • jij richt herin
    • jullie richt herin