Vervoeging van hinkelen
Onbepaalde wijs (infinitief): hinkelen
Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hinkel
- jij hinkelt
- hij/zij/het hinkelt
- wij hinkelen
- jullie hinkelen
- zij hinkelen
Onvoltooid verleden tijd
- ik hinkelde
- jij hinkelde
- hij/zij/het hinkelde
- wij hinkelden
- jullie hinkelden
- zij hinkelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehinkeld
- jij hebt gehinkeld
- hij/zij/het heeft gehinkeld
- wij hebben gehinkeld
- jullie hebben gehinkeld
- zij hebben gehinkeld
Voltooid verleden tijd
- ik had gehinkeld
- jij had gehinkeld
- hij/zij/het had gehinkeld
- wij hadden gehinkeld
- jullie hadden gehinkeld
- zij hadden gehinkeld
Toekomende tijd I
- ik zal hinkelen
- jij zult hinkelen
- hij/zij/het zal hinkelen
- wij zullen hinkelen
- jullie zullen hinkelen
- zij zullen hinkelen
Toekomende tijd II
- ik zal gehinkeld hebben
- jij zult gehinkeld hebben
- hij/zij/het zal gehinkeld hebben
- wij zullen gehinkeld hebben
- jullie zullen gehinkeld hebben
- zij zullen gehinkeld hebben
Conditionalis I
- ik zou hinkelen
- jij zou hinkelen
- hij/zij/het zou hinkelen
- wij zouden hinkelen
- jullie zouden hinkelen
- zij zouden hinkelen
Conditionalis II
- ik zou hebben gehinkeld
- jij zou hebben gehinkeld
- hij/zij/het zou hebben gehinkeld
- wij zouden hebben gehinkeld
- jullie zouden hebben gehinkeld
- zij zouden hebben gehinkeld
Imperatief
- jij hinkel
- jullie hinkelt