Vervoeging van hydrogeneren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hydrogeneer
- jij hydrogeneert
- hij/zij/het hydrogeneert
- wij hydrogeneren
- jullie hydrogeneren
- zij hydrogeneren
Onvoltooid verleden tijd
- ik hydrogeneerde
- jij hydrogeneerde
- hij/zij/het hydrogeneerde
- wij hydrogeneerden
- jullie hydrogeneerden
- zij hydrogeneerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehydrogeneerd
- jij hebt gehydrogeneerd
- hij/zij/het heeft gehydrogeneerd
- wij hebben gehydrogeneerd
- jullie hebben gehydrogeneerd
- zij hebben gehydrogeneerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gehydrogeneerd
- jij had gehydrogeneerd
- hij/zij/het had gehydrogeneerd
- wij hadden gehydrogeneerd
- jullie hadden gehydrogeneerd
- zij hadden gehydrogeneerd
Toekomende tijd I
- ik zal hydrogeneren
- jij zult hydrogeneren
- hij/zij/het zal hydrogeneren
- wij zullen hydrogeneren
- jullie zullen hydrogeneren
- zij zullen hydrogeneren
Toekomende tijd II
- ik zal gehydrogeneerd hebben
- jij zult gehydrogeneerd hebben
- hij/zij/het zal gehydrogeneerd hebben
- wij zullen gehydrogeneerd hebben
- jullie zullen gehydrogeneerd hebben
- zij zullen gehydrogeneerd hebben
Conditionalis I
- ik zou hydrogeneren
- jij zou hydrogeneren
- hij/zij/het zou hydrogeneren
- wij zouden hydrogeneren
- jullie zouden hydrogeneren
- zij zouden hydrogeneren
Conditionalis II
- ik zou hebben gehydrogeneerd
- jij zou hebben gehydrogeneerd
- hij/zij/het zou hebben gehydrogeneerd
- wij zouden hebben gehydrogeneerd
- jullie zouden hebben gehydrogeneerd
- zij zouden hebben gehydrogeneerd
Imperatief
- jij hydrogeneer
- jullie hydrogeneert