Vervoeging van hypnotiseren
Onbepaalde wijs (infinitief): hypnotiseren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik hypnotiseer
- jij hypnotiseert
- hij/zij/het hypnotiseert
- wij hypnotiseren
- jullie hypnotiseren
- zij hypnotiseren
Indicativo presente
- yo hipnotizo
- tú hipnotizas
- él/ella hipnotiza
- nosotros hipnotizamos
- vosotros hipnotizáis
- ellos/ellas hipnotizan
Onvoltooid verleden tijd
- ik hypnotiseerde
- jij hypnotiseerde
- hij/zij/het hypnotiseerde
- wij hypnotiseerden
- jullie hypnotiseerden
- zij hypnotiseerden
Indefinido
- yo hipnoticé
- tú hipnotizaste
- él/ella hipnotizó
- nosotros hipnotizamos
- vosotros hipnotizasteis
- ellos/ellas hipnotizaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehypnotiseerd
- jij hebt gehypnotiseerd
- hij/zij/het heeft gehypnotiseerd
- wij hebben gehypnotiseerd
- jullie hebben gehypnotiseerd
- zij hebben gehypnotiseerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he hipnotizado
- tú has hipnotizado
- él/ella ha hipnotizado
- nosotros hemos hipnotizado
- vosotros habéis hipnotizado
- ellos/ellas han hipnotizado
Voltooid verleden tijd
- ik had gehypnotiseerd
- jij had gehypnotiseerd
- hij/zij/het had gehypnotiseerd
- wij hadden gehypnotiseerd
- jullie hadden gehypnotiseerd
- zij hadden gehypnotiseerd
Pluscuamperfecto
- yo había hipnotizado
- tú habías hipnotizado
- él/ella había hipnotizado
- nosotros habíamos hipnotizado
- vosotros habíais hipnotizado
- ellos/ellas habían hipnotizado
Toekomende tijd I
- ik zal hypnotiseren
- jij zult hypnotiseren
- hij/zij/het zal hypnotiseren
- wij zullen hypnotiseren
- jullie zullen hypnotiseren
- zij zullen hypnotiseren
Futuro I
- yo hipnotizaré
- tú hipnotizarás
- él/ella hipnotizará
- nosotros hipnotizaremos
- vosotros hipnotizaréis
- ellos/ellas hipnotizarán
Toekomende tijd II
- ik zal gehypnotiseerd hebben
- jij zult gehypnotiseerd hebben
- hij/zij/het zal gehypnotiseerd hebben
- wij zullen gehypnotiseerd hebben
- jullie zullen gehypnotiseerd hebben
- zij zullen gehypnotiseerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré hipnotizado
- tú habrás hipnotizado
- él/ella habrá hipnotizado
- nosotros habremos hipnotizado
- vosotros habréis hipnotizado
- ellos/ellas habrán hipnotizado
Conditionalis I
- ik zou hypnotiseren
- jij zou hypnotiseren
- hij/zij/het zou hypnotiseren
- wij zouden hypnotiseren
- jullie zouden hypnotiseren
- zij zouden hypnotiseren
Condicional
- yo hipnotizaría
- tú hipnotizarías
- él/ella hipnotizaría
- nosotros hipnotizaríamos
- vosotros hipnotizaríais
- ellos/ellas hipnotizarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gehypnotiseerd
- jij zou hebben gehypnotiseerd
- hij/zij/het zou hebben gehypnotiseerd
- wij zouden hebben gehypnotiseerd
- jullie zouden hebben gehypnotiseerd
- zij zouden hebben gehypnotiseerd
Condicional perfecto
- yo habría hipnotizado
- tú habrías hipnotizado
- él/ella habría hipnotizado
- nosotros habríamos hipnotizado
- vosotros habríais hipnotizado
- ellos/ellas habrían hipnotizado
Imperatief
- jij hypnotiseer
- jullie hypnotiseert
Imperativo presente
- tú hipnotiza
- vosotros hipnotizad