Vervoeging van idealiseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik idealiseer
- jij idealiseert
- hij/zij/het idealiseert
- wij idealiseren
- jullie idealiseren
- zij idealiseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik idealiseerde
- jij idealiseerde
- hij/zij/het idealiseerde
- wij idealiseerden
- jullie idealiseerden
- zij idealiseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïdealiseerd
- jij hebt geïdealiseerd
- hij/zij/het heeft geïdealiseerd
- wij hebben geïdealiseerd
- jullie hebben geïdealiseerd
- zij hebben geïdealiseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geïdealiseerd
- jij had geïdealiseerd
- hij/zij/het had geïdealiseerd
- wij hadden geïdealiseerd
- jullie hadden geïdealiseerd
- zij hadden geïdealiseerd
Toekomende tijd I
- ik zal idealiseren
- jij zult idealiseren
- hij/zij/het zal idealiseren
- wij zullen idealiseren
- jullie zullen idealiseren
- zij zullen idealiseren
Toekomende tijd II
- ik zal geïdealiseerd hebben
- jij zult geïdealiseerd hebben
- hij/zij/het zal geïdealiseerd hebben
- wij zullen geïdealiseerd hebben
- jullie zullen geïdealiseerd hebben
- zij zullen geïdealiseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou idealiseren
- jij zou idealiseren
- hij/zij/het zou idealiseren
- wij zouden idealiseren
- jullie zouden idealiseren
- zij zouden idealiseren
Conditionalis II
- ik zou hebben geïdealiseerd
- jij zou hebben geïdealiseerd
- hij/zij/het zou hebben geïdealiseerd
- wij zouden hebben geïdealiseerd
- jullie zouden hebben geïdealiseerd
- zij zouden hebben geïdealiseerd
Imperatief
- jij idealiseer
- jullie idealiseert