Vervoeging van inbeelden
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beeld in
- jij beeldt in
- hij/zij/het beeldt in
- wij beelden in
- jullie beelden in
- zij beelden in
Onvoltooid verleden tijd
- ik beeldde in
- jij beeldde in
- hij/zij/het beeldde in
- wij beeldden in
- jullie beeldden in
- zij beeldden in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingebeeld
- jij hebt ingebeeld
- hij/zij/het heeft ingebeeld
- wij hebben ingebeeld
- jullie hebben ingebeeld
- zij hebben ingebeeld
Voltooid verleden tijd
- ik had ingebeeld
- jij had ingebeeld
- hij/zij/het had ingebeeld
- wij hadden ingebeeld
- jullie hadden ingebeeld
- zij hadden ingebeeld
Toekomende tijd I
- ik zal inbeelden
- jij zult inbeelden
- hij/zij/het zal inbeelden
- wij zullen inbeelden
- jullie zullen inbeelden
- zij zullen inbeelden
Toekomende tijd II
- ik zal ingebeeld hebben
- jij zult ingebeeld hebben
- hij/zij/het zal ingebeeld hebben
- wij zullen ingebeeld hebben
- jullie zullen ingebeeld hebben
- zij zullen ingebeeld hebben
Conditionalis I
- ik zou inbeelden
- jij zou inbeelden
- hij/zij/het zou inbeelden
- wij zouden inbeelden
- jullie zouden inbeelden
- zij zouden inbeelden
Conditionalis II
- ik zou hebben ingebeeld
- jij zou hebben ingebeeld
- hij/zij/het zou hebben ingebeeld
- wij zouden hebben ingebeeld
- jullie zouden hebben ingebeeld
- zij zouden hebben ingebeeld
Imperatief
- jij beeld in
- jullie beeldt in