Vervoeging van inboezemen
Onbepaalde wijs (infinitief): inboezemen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik boezem in
- jij boezemt in
- hij/zij/het boezemt in
- wij boezemen in
- jullie boezemen in
- zij boezemen in
Present
- I affect
- you affect
- he/she/it affects
- we affect
- you affect
- they affect
Onvoltooid verleden tijd
- ik boezemde in
- jij boezemde in
- hij/zij/het boezemde in
- wij boezemden in
- jullie boezemden in
- zij boezemden in
Simple past
- I affected
- you affected
- he/she/it affected
- we affected
- you affected
- they affected
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingeboezemd
- jij hebt ingeboezemd
- hij/zij/het heeft ingeboezemd
- wij hebben ingeboezemd
- jullie hebben ingeboezemd
- zij hebben ingeboezemd
Present perfect
- I have affected
- you have affected
- he/she/it has affected
- we have affected
- you have affected
- they have affected
Voltooid verleden tijd
- ik had ingeboezemd
- jij had ingeboezemd
- hij/zij/het had ingeboezemd
- wij hadden ingeboezemd
- jullie hadden ingeboezemd
- zij hadden ingeboezemd
Past perfect
- I had affected
- you had affected
- he/she/it had affected
- we had affected
- you had affected
- they had affected
Toekomende tijd I
- ik zal inboezemen
- jij zult inboezemen
- hij/zij/het zal inboezemen
- wij zullen inboezemen
- jullie zullen inboezemen
- zij zullen inboezemen
Future
- I will affect
- you will affect
- he/she/it will affect
- we will affect
- you will affect
- they will affect
Toekomende tijd II
- ik zal ingeboezemd hebben
- jij zult ingeboezemd hebben
- hij/zij/het zal ingeboezemd hebben
- wij zullen ingeboezemd hebben
- jullie zullen ingeboezemd hebben
- zij zullen ingeboezemd hebben
Future perfect
- I will have affected
- you will have affected
- he/she/it will have affected
- we will have affected
- you will have affected
- they will have affected
Conditionalis I
- ik zou inboezemen
- jij zou inboezemen
- hij/zij/het zou inboezemen
- wij zouden inboezemen
- jullie zouden inboezemen
- zij zouden inboezemen
Conditional present
- I would affect
- you would affect
- he/she/it would affect
- we would affect
- you would affect
- they would affect
Conditionalis II
- ik zou hebben ingeboezemd
- jij zou hebben ingeboezemd
- hij/zij/het zou hebben ingeboezemd
- wij zouden hebben ingeboezemd
- jullie zouden hebben ingeboezemd
- zij zouden hebben ingeboezemd
Conditional perfect
- I would have affected
- you would have affected
- he/she/it would have affected
- we would have affected
- you would have affected
- they would have affected
Imperatief
- jij boezem in
- jullie boezemt in
Imperative
- you affect
- you affect