Vervoeging van inburgeren
Onbepaalde wijs (infinitief): inburgeren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik burger in
- jij burgert in
- hij/zij/het burgert in
- wij burgeren in
- jullie burgeren in
- zij burgeren in
Onvoltooid verleden tijd
- ik burgerde in
- jij burgerde in
- hij/zij/het burgerde in
- wij burgerden in
- jullie burgerden in
- zij burgerden in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingeburgerd
- jij hebt ingeburgerd
- hij/zij/het heeft ingeburgerd
- wij hebben ingeburgerd
- jullie hebben ingeburgerd
- zij hebben ingeburgerd
Voltooid verleden tijd
- ik had ingeburgerd
- jij had ingeburgerd
- hij/zij/het had ingeburgerd
- wij hadden ingeburgerd
- jullie hadden ingeburgerd
- zij hadden ingeburgerd
Toekomende tijd I
- ik zal inburgeren
- jij zult inburgeren
- hij/zij/het zal inburgeren
- wij zullen inburgeren
- jullie zullen inburgeren
- zij zullen inburgeren
Toekomende tijd II
- ik zal ingeburgerd hebben
- jij zult ingeburgerd hebben
- hij/zij/het zal ingeburgerd hebben
- wij zullen ingeburgerd hebben
- jullie zullen ingeburgerd hebben
- zij zullen ingeburgerd hebben
Conditionalis I
- ik zou inburgeren
- jij zou inburgeren
- hij/zij/het zou inburgeren
- wij zouden inburgeren
- jullie zouden inburgeren
- zij zouden inburgeren
Conditionalis II
- ik zou hebben ingeburgerd
- jij zou hebben ingeburgerd
- hij/zij/het zou hebben ingeburgerd
- wij zouden hebben ingeburgerd
- jullie zouden hebben ingeburgerd
- zij zouden hebben ingeburgerd
Imperatief
- jij burger in
- jullie burgert in