Vervoeging van inconveniëren
Onbepaalde wijs (infinitief): inconveniëren
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik inconvenieer
- jij inconvenieert
- hij/zij/het inconvenieert
- wij inconveniëren
- jullie inconveniëren
- zij inconveniëren
Onvoltooid verleden tijd
- ik inconvenieerde
- jij inconvenieerde
- hij/zij/het inconvenieerde
- wij inconvenieerden
- jullie inconvenieerden
- zij inconvenieerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnconvenieerd
- jij hebt geïnconvenieerd
- hij/zij/het heeft geïnconvenieerd
- wij hebben geïnconvenieerd
- jullie hebben geïnconvenieerd
- zij hebben geïnconvenieerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnconvenieerd
- jij had geïnconvenieerd
- hij/zij/het had geïnconvenieerd
- wij hadden geïnconvenieerd
- jullie hadden geïnconvenieerd
- zij hadden geïnconvenieerd
Toekomende tijd I
- ik zal inconveniëren
- jij zult inconveniëren
- hij/zij/het zal inconveniëren
- wij zullen inconveniëren
- jullie zullen inconveniëren
- zij zullen inconveniëren
Toekomende tijd II
- ik zal geïnconvenieerd hebben
- jij zult geïnconvenieerd hebben
- hij/zij/het zal geïnconvenieerd hebben
- wij zullen geïnconvenieerd hebben
- jullie zullen geïnconvenieerd hebben
- zij zullen geïnconvenieerd hebben
Conditionalis I
- ik zou inconveniëren
- jij zou inconveniëren
- hij/zij/het zou inconveniëren
- wij zouden inconveniëren
- jullie zouden inconveniëren
- zij zouden inconveniëren
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnconvenieerd
- jij zou hebben geïnconvenieerd
- hij/zij/het zou hebben geïnconvenieerd
- wij zouden hebben geïnconvenieerd
- jullie zouden hebben geïnconvenieerd
- zij zouden hebben geïnconvenieerd
Imperatief
- jij inconvenieer
- jullie inconvenieert