Vervoeging van indrijven

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik drijf in
    • jij drijft in
    • hij/zij/het drijft in
    • wij drijven in
    • jullie drijven in
    • zij drijven in
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik dreef in
    • jij dreef in
    • hij/zij/het dreef in
    • wij dreven in
    • jullie dreven in
    • zij dreven in
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ingedreven
    • jij hebt ingedreven
    • hij/zij/het heeft ingedreven
    • wij hebben ingedreven
    • jullie hebben ingedreven
    • zij hebben ingedreven
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ingedreven
    • jij had ingedreven
    • hij/zij/het had ingedreven
    • wij hadden ingedreven
    • jullie hadden ingedreven
    • zij hadden ingedreven
  • Toekomende tijd I

    • ik zal indrijven
    • jij zult indrijven
    • hij/zij/het zal indrijven
    • wij zullen indrijven
    • jullie zullen indrijven
    • zij zullen indrijven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ingedreven hebben
    • jij zult ingedreven hebben
    • hij/zij/het zal ingedreven hebben
    • wij zullen ingedreven hebben
    • jullie zullen ingedreven hebben
    • zij zullen ingedreven hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou indrijven
    • jij zou indrijven
    • hij/zij/het zou indrijven
    • wij zouden indrijven
    • jullie zouden indrijven
    • zij zouden indrijven
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ingedreven
    • jij zou hebben ingedreven
    • hij/zij/het zou hebben ingedreven
    • wij zouden hebben ingedreven
    • jullie zouden hebben ingedreven
    • zij zouden hebben ingedreven
  • Imperatief

    • jij drijf in
    • jullie drijft in

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van indrijven