Vervoeging van inetsen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ets in
    • jij etst in
    • hij/zij/het etst in
    • wij etsen in
    • jullie etsen in
    • zij etsen in
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik etste in
    • jij etste in
    • hij/zij/het etste in
    • wij etsten in
    • jullie etsten in
    • zij etsten in
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ingeëtst
    • jij hebt ingeëtst
    • hij/zij/het heeft ingeëtst
    • wij hebben ingeëtst
    • jullie hebben ingeëtst
    • zij hebben ingeëtst
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ingeëtst
    • jij had ingeëtst
    • hij/zij/het had ingeëtst
    • wij hadden ingeëtst
    • jullie hadden ingeëtst
    • zij hadden ingeëtst
  • Toekomende tijd I

    • ik zal inetsen
    • jij zult inetsen
    • hij/zij/het zal inetsen
    • wij zullen inetsen
    • jullie zullen inetsen
    • zij zullen inetsen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ingeëtst hebben
    • jij zult ingeëtst hebben
    • hij/zij/het zal ingeëtst hebben
    • wij zullen ingeëtst hebben
    • jullie zullen ingeëtst hebben
    • zij zullen ingeëtst hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou inetsen
    • jij zou inetsen
    • hij/zij/het zou inetsen
    • wij zouden inetsen
    • jullie zouden inetsen
    • zij zouden inetsen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ingeëtst
    • jij zou hebben ingeëtst
    • hij/zij/het zou hebben ingeëtst
    • wij zouden hebben ingeëtst
    • jullie zouden hebben ingeëtst
    • zij zouden hebben ingeëtst
  • Imperatief

    • jij ets in
    • jullie etst in

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inetsen