Vervoeging van ingrijpen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik grijp in
- jij grijpt in
- hij/zij/het grijpt in
- wij grijpen in
- jullie grijpen in
- zij grijpen in
Onvoltooid verleden tijd
- ik greep in
- jij greep in
- hij/zij/het greep in
- wij grepen in
- jullie grepen in
- zij grepen in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingegrepen
- jij hebt ingegrepen
- hij/zij/het heeft ingegrepen
- wij hebben ingegrepen
- jullie hebben ingegrepen
- zij hebben ingegrepen
Voltooid verleden tijd
- ik had ingegrepen
- jij had ingegrepen
- hij/zij/het had ingegrepen
- wij hadden ingegrepen
- jullie hadden ingegrepen
- zij hadden ingegrepen
Toekomende tijd I
- ik zal ingrijpen
- jij zult ingrijpen
- hij/zij/het zal ingrijpen
- wij zullen ingrijpen
- jullie zullen ingrijpen
- zij zullen ingrijpen
Toekomende tijd II
- ik zal ingegrepen hebben
- jij zult ingegrepen hebben
- hij/zij/het zal ingegrepen hebben
- wij zullen ingegrepen hebben
- jullie zullen ingegrepen hebben
- zij zullen ingegrepen hebben
Conditionalis I
- ik zou ingrijpen
- jij zou ingrijpen
- hij/zij/het zou ingrijpen
- wij zouden ingrijpen
- jullie zouden ingrijpen
- zij zouden ingrijpen
Conditionalis II
- ik zou hebben ingegrepen
- jij zou hebben ingegrepen
- hij/zij/het zou hebben ingegrepen
- wij zouden hebben ingegrepen
- jullie zouden hebben ingegrepen
- zij zouden hebben ingegrepen
Imperatief
- jij grijp in
- jullie grijpt in