Vervoeging van inhouden
Onbepaalde wijs (infinitief): inhouden
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik houd in
- jij houdt in
- hij/zij/het houdt in
- wij houden in
- jullie houden in
- zij houden in
Presente
- io contengo
- tu contieni
- lui/lei/Lei contiene
- noi conteniamo
- voi/Voi contenete
- loro/Loro contengono
Onvoltooid verleden tijd
- ik hield in
- jij hield in
- hij/zij/het hield in
- wij hielden in
- jullie hielden in
- zij hielden in
Imperfetto
- io contenevo
- tu contenevi
- lui/lei/Lei conteneva
- noi contenevamo
- voi/Voi contenevate
- loro/Loro contenevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingehouden
- jij hebt ingehouden
- hij/zij/het heeft ingehouden
- wij hebben ingehouden
- jullie hebben ingehouden
- zij hebben ingehouden
Passato prossimo
- io ho contenuto
- tu hai contenuto
- lui/lei/Lei ha contenuto
- noi abbiamo contenuto
- voi/Voi avete contenuto
- loro/Loro hanno contenuto
Voltooid verleden tijd
- ik had ingehouden
- jij had ingehouden
- hij/zij/het had ingehouden
- wij hadden ingehouden
- jullie hadden ingehouden
- zij hadden ingehouden
Trapassato prossimo
- io avevo contenuto
- tu avevi contenuto
- lui/lei/Lei aveva contenuto
- noi avevamo contenuto
- voi/Voi avevate contenuto
- loro/Loro avevano contenuto
Toekomende tijd I
- ik zal inhouden
- jij zult inhouden
- hij/zij/het zal inhouden
- wij zullen inhouden
- jullie zullen inhouden
- zij zullen inhouden
Futuro semplice
- io conterrò
- tu conterrai
- lui/lei/Lei conterrà
- noi conterremo
- voi/Voi conterrete
- loro/Loro conterranno
Toekomende tijd II
- ik zal ingehouden hebben
- jij zult ingehouden hebben
- hij/zij/het zal ingehouden hebben
- wij zullen ingehouden hebben
- jullie zullen ingehouden hebben
- zij zullen ingehouden hebben
Futuro anteriore
- io avrò contenuto
- tu avrai contenuto
- lui/lei/Lei avrà contenuto
- noi avremo contenuto
- voi/Voi avrete contenuto
- loro/Loro avranno contenuto
Conditionalis I
- ik zou inhouden
- jij zou inhouden
- hij/zij/het zou inhouden
- wij zouden inhouden
- jullie zouden inhouden
- zij zouden inhouden
Condizionale presente
- io conterrei
- tu conterresti
- lui/lei/Lei conterrebbe
- noi conterremmo
- voi/Voi conterreste
- loro/Loro conterrebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben ingehouden
- jij zou hebben ingehouden
- hij/zij/het zou hebben ingehouden
- wij zouden hebben ingehouden
- jullie zouden hebben ingehouden
- zij zouden hebben ingehouden
Condizionale passato
- io avrei contenuto
- tu avresti contenuto
- lui/lei/Lei avrebbe contenuto
- noi avremmo contenuto
- voi/Voi avreste contenuto
- loro/Loro avrebbero contenuto
Imperatief
- jij houd in
- jullie houdt in
Imperativo
- tu contieni
- voi/Voi contenete