Vervoeging van inkomen

Vertaling: entrer

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kom in
  • jij komt in
  • hij/zij/het komt in
  • wij komen in
  • jullie komen in
  • zij komen in

Présent

  • j'entre
  • tu entres
  • il/elle entre
  • nous entrons
  • vous entrez
  • ils/elles entrent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kwam in
  • jij kwam in
  • hij/zij/het kwam in
  • wij kwamen in
  • jullie kwamen in
  • zij kwamen in

Indicatif imparfait

  • j'entrais
  • tu entrais
  • il/elle entrait
  • nous entrions
  • vous entriez
  • ils/elles entraient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben ingekomen
  • jij bent ingekomen
  • hij/zij/het is ingekomen
  • wij zijn ingekomen
  • jullie zijn ingekomen
  • zij zijn ingekomen

Indicatif passé composé

  • je suis entré(e)
  • tu es entré(e)
  • il/elle est entré(e)
  • nous sommes entré(e)s
  • vous êtes entré(e)(s)
  • ils/elles sont entré(e)s

Voltooid verleden tijd

  • ik was ingekomen
  • jij was ingekomen
  • hij/zij/het was ingekomen
  • wij waren ingekomen
  • jullie waren ingekomen
  • zij waren ingekomen

Indicatif plus-que-parfait

  • je étais entré(e)
  • tu étais entré(e)
  • il/elle était entré(e)
  • nous étions entré(e)s
  • vous étiez entré(e)(s)
  • ils/elles étaient entré(e)s

Toekomende tijd I

  • ik zal inkomen
  • jij zult inkomen
  • hij/zij/het zal inkomen
  • wij zullen inkomen
  • jullie zullen inkomen
  • zij zullen inkomen

Indicatif futur

  • j'entrerai
  • tu entreras
  • il/elle entrera
  • nous entrerons
  • vous entrerez
  • ils/elles entreront

Toekomende tijd II

  • ik zal ingekomen zijn
  • jij zult ingekomen zijn
  • hij/zij/het zal ingekomen zijn
  • wij zullen ingekomen zijn
  • jullie zullen ingekomen zijn
  • zij zullen ingekomen zijn

Indicatif futur antérieur

  • je serai entré(e)
  • tu seras entré(e)
  • il/elle sera entré(e)
  • nous serons entré(e)s
  • vous serez entré(e)(s)
  • ils/elles seront entré(e)s

Conditionalis I

  • ik zou inkomen
  • jij zou inkomen
  • hij/zij/het zou inkomen
  • wij zouden inkomen
  • jullie zouden inkomen
  • zij zouden inkomen

Conditionnel présent

  • j'entrerais
  • tu entrerais
  • il/elle entrerait
  • nous entrerions
  • vous entreriez
  • ils/elles entreraient

Conditionalis II

  • ik zou zijn ingekomen
  • jij zou zijn ingekomen
  • hij/zij/het zou zijn ingekomen
  • wij zouden zijn ingekomen
  • jullie zouden zijn ingekomen
  • zij zouden zijn ingekomen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • je serais entré(e)
  • tu serais entré(e)
  • il/elle serait entré(e)
  • nous serions entré(e)s
  • vous seriez entré(e)(s)
  • ils/elles seraient entré(e)s

Imperatief

  • jij kom in
  • jullie komt in

Impératif

  • tu entre
  • vous entrez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inkomen