Vervoeging van inkoppen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kop in
    • jij kopt in
    • hij/zij/het kopt in
    • wij koppen in
    • jullie koppen in
    • zij koppen in
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kopte in
    • jij kopte in
    • hij/zij/het kopte in
    • wij kopten in
    • jullie kopten in
    • zij kopten in
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ingekopt
    • jij hebt ingekopt
    • hij/zij/het heeft ingekopt
    • wij hebben ingekopt
    • jullie hebben ingekopt
    • zij hebben ingekopt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ingekopt
    • jij had ingekopt
    • hij/zij/het had ingekopt
    • wij hadden ingekopt
    • jullie hadden ingekopt
    • zij hadden ingekopt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal inkoppen
    • jij zult inkoppen
    • hij/zij/het zal inkoppen
    • wij zullen inkoppen
    • jullie zullen inkoppen
    • zij zullen inkoppen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ingekopt hebben
    • jij zult ingekopt hebben
    • hij/zij/het zal ingekopt hebben
    • wij zullen ingekopt hebben
    • jullie zullen ingekopt hebben
    • zij zullen ingekopt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou inkoppen
    • jij zou inkoppen
    • hij/zij/het zou inkoppen
    • wij zouden inkoppen
    • jullie zouden inkoppen
    • zij zouden inkoppen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ingekopt
    • jij zou hebben ingekopt
    • hij/zij/het zou hebben ingekopt
    • wij zouden hebben ingekopt
    • jullie zouden hebben ingekopt
    • zij zouden hebben ingekopt
  • Imperatief

    • jij kop in
    • jullie kopt in

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inkoppen