Vervoeging van inkwartieren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kwartier in
- jij kwartiert in
- hij/zij/het kwartiert in
- wij kwartieren in
- jullie kwartieren in
- zij kwartieren in
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwartierde in
- jij kwartierde in
- hij/zij/het kwartierde in
- wij kwartierden in
- jullie kwartierden in
- zij kwartierden in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingekwartierd
- jij hebt ingekwartierd
- hij/zij/het heeft ingekwartierd
- wij hebben ingekwartierd
- jullie hebben ingekwartierd
- zij hebben ingekwartierd
Voltooid verleden tijd
- ik had ingekwartierd
- jij had ingekwartierd
- hij/zij/het had ingekwartierd
- wij hadden ingekwartierd
- jullie hadden ingekwartierd
- zij hadden ingekwartierd
Toekomende tijd I
- ik zal inkwartieren
- jij zult inkwartieren
- hij/zij/het zal inkwartieren
- wij zullen inkwartieren
- jullie zullen inkwartieren
- zij zullen inkwartieren
Toekomende tijd II
- ik zal ingekwartierd hebben
- jij zult ingekwartierd hebben
- hij/zij/het zal ingekwartierd hebben
- wij zullen ingekwartierd hebben
- jullie zullen ingekwartierd hebben
- zij zullen ingekwartierd hebben
Conditionalis I
- ik zou inkwartieren
- jij zou inkwartieren
- hij/zij/het zou inkwartieren
- wij zouden inkwartieren
- jullie zouden inkwartieren
- zij zouden inkwartieren
Conditionalis II
- ik zou hebben ingekwartierd
- jij zou hebben ingekwartierd
- hij/zij/het zou hebben ingekwartierd
- wij zouden hebben ingekwartierd
- jullie zouden hebben ingekwartierd
- zij zouden hebben ingekwartierd
Imperatief
- jij kwartier in
- jullie kwartiert in