Vervoeging van inleggen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik leg in
  • jij legt in
  • hij/zij/het legt in
  • wij leggen in
  • jullie leggen in
  • zij leggen in

Present

  • I inlay
  • you inlay
  • he/she/it inlays
  • we inlay
  • you inlay
  • they inlay

Onvoltooid verleden tijd

  • ik legde in
  • jij legde in
  • hij/zij/het legde in
  • wij legden in
  • jullie legden in
  • zij legden in

Simple past

  • I inlaid
  • you inlaid
  • he/she/it inlaid
  • we inlaid
  • you inlaid
  • they inlaid

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingelegd
  • jij hebt ingelegd
  • hij/zij/het heeft ingelegd
  • wij hebben ingelegd
  • jullie hebben ingelegd
  • zij hebben ingelegd

Present perfect

  • I have inlaid
  • you have inlaid
  • he/she/it has inlaid
  • we have inlaid
  • you have inlaid
  • they have inlaid

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingelegd
  • jij had ingelegd
  • hij/zij/het had ingelegd
  • wij hadden ingelegd
  • jullie hadden ingelegd
  • zij hadden ingelegd

Past perfect

  • I had inlaid
  • you had inlaid
  • he/she/it had inlaid
  • we had inlaid
  • you had inlaid
  • they had inlaid

Toekomende tijd I

  • ik zal inleggen
  • jij zult inleggen
  • hij/zij/het zal inleggen
  • wij zullen inleggen
  • jullie zullen inleggen
  • zij zullen inleggen

Future

  • I will inlay
  • you will inlay
  • he/she/it will inlay
  • we will inlay
  • you will inlay
  • they will inlay

Toekomende tijd II

  • ik zal ingelegd hebben
  • jij zult ingelegd hebben
  • hij/zij/het zal ingelegd hebben
  • wij zullen ingelegd hebben
  • jullie zullen ingelegd hebben
  • zij zullen ingelegd hebben

Future perfect

  • I will have inlaid
  • you will have inlaid
  • he/she/it will have inlaid
  • we will have inlaid
  • you will have inlaid
  • they will have inlaid

Conditionalis I

  • ik zou inleggen
  • jij zou inleggen
  • hij/zij/het zou inleggen
  • wij zouden inleggen
  • jullie zouden inleggen
  • zij zouden inleggen

Conditional present

  • I would inlay
  • you would inlay
  • he/she/it would inlay
  • we would inlay
  • you would inlay
  • they would inlay

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingelegd
  • jij zou hebben ingelegd
  • hij/zij/het zou hebben ingelegd
  • wij zouden hebben ingelegd
  • jullie zouden hebben ingelegd
  • zij zouden hebben ingelegd

Conditional perfect

  • I would have inlaid
  • you would have inlaid
  • he/she/it would have inlaid
  • we would have inlaid
  • you would have inlaid
  • they would have inlaid

Imperatief

  • jij leg in
  • jullie legt in

Imperative

  • you inlay
  • you inlay

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van inleggen