Vervoeging van inlijven

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik lijf in
  • jij lijft in
  • hij/zij/het lijft in
  • wij lijven in
  • jullie lijven in
  • zij lijven in

Present

  • I appropriate
  • you appropriate
  • he/she/it appropriates
  • we appropriate
  • you appropriate
  • they appropriate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik lijfde in
  • jij lijfde in
  • hij/zij/het lijfde in
  • wij lijfden in
  • jullie lijfden in
  • zij lijfden in

Simple past

  • I appropriated
  • you appropriated
  • he/she/it appropriated
  • we appropriated
  • you appropriated
  • they appropriated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingelijfd
  • jij hebt ingelijfd
  • hij/zij/het heeft ingelijfd
  • wij hebben ingelijfd
  • jullie hebben ingelijfd
  • zij hebben ingelijfd

Present perfect

  • I have appropriated
  • you have appropriated
  • he/she/it has appropriated
  • we have appropriated
  • you have appropriated
  • they have appropriated

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingelijfd
  • jij had ingelijfd
  • hij/zij/het had ingelijfd
  • wij hadden ingelijfd
  • jullie hadden ingelijfd
  • zij hadden ingelijfd

Past perfect

  • I had appropriated
  • you had appropriated
  • he/she/it had appropriated
  • we had appropriated
  • you had appropriated
  • they had appropriated

Toekomende tijd I

  • ik zal inlijven
  • jij zult inlijven
  • hij/zij/het zal inlijven
  • wij zullen inlijven
  • jullie zullen inlijven
  • zij zullen inlijven

Future

  • I will appropriate
  • you will appropriate
  • he/she/it will appropriate
  • we will appropriate
  • you will appropriate
  • they will appropriate

Toekomende tijd II

  • ik zal ingelijfd hebben
  • jij zult ingelijfd hebben
  • hij/zij/het zal ingelijfd hebben
  • wij zullen ingelijfd hebben
  • jullie zullen ingelijfd hebben
  • zij zullen ingelijfd hebben

Future perfect

  • I will have appropriated
  • you will have appropriated
  • he/she/it will have appropriated
  • we will have appropriated
  • you will have appropriated
  • they will have appropriated

Conditionalis I

  • ik zou inlijven
  • jij zou inlijven
  • hij/zij/het zou inlijven
  • wij zouden inlijven
  • jullie zouden inlijven
  • zij zouden inlijven

Conditional present

  • I would appropriate
  • you would appropriate
  • he/she/it would appropriate
  • we would appropriate
  • you would appropriate
  • they would appropriate

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingelijfd
  • jij zou hebben ingelijfd
  • hij/zij/het zou hebben ingelijfd
  • wij zouden hebben ingelijfd
  • jullie zouden hebben ingelijfd
  • zij zouden hebben ingelijfd

Conditional perfect

  • I would have appropriated
  • you would have appropriated
  • he/she/it would have appropriated
  • we would have appropriated
  • you would have appropriated
  • they would have appropriated

Imperatief

  • jij lijf in
  • jullie lijft in

Imperative

  • you appropriate
  • you appropriate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inlijven