Vervoeging van inpompen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik pomp in
    • jij pompt in
    • hij/zij/het pompt in
    • wij pompen in
    • jullie pompen in
    • zij pompen in
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik pompte in
    • jij pompte in
    • hij/zij/het pompte in
    • wij pompten in
    • jullie pompten in
    • zij pompten in
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ingepompt
    • jij hebt ingepompt
    • hij/zij/het heeft ingepompt
    • wij hebben ingepompt
    • jullie hebben ingepompt
    • zij hebben ingepompt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ingepompt
    • jij had ingepompt
    • hij/zij/het had ingepompt
    • wij hadden ingepompt
    • jullie hadden ingepompt
    • zij hadden ingepompt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal inpompen
    • jij zult inpompen
    • hij/zij/het zal inpompen
    • wij zullen inpompen
    • jullie zullen inpompen
    • zij zullen inpompen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ingepompt hebben
    • jij zult ingepompt hebben
    • hij/zij/het zal ingepompt hebben
    • wij zullen ingepompt hebben
    • jullie zullen ingepompt hebben
    • zij zullen ingepompt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou inpompen
    • jij zou inpompen
    • hij/zij/het zou inpompen
    • wij zouden inpompen
    • jullie zouden inpompen
    • zij zouden inpompen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ingepompt
    • jij zou hebben ingepompt
    • hij/zij/het zou hebben ingepompt
    • wij zouden hebben ingepompt
    • jullie zouden hebben ingepompt
    • zij zouden hebben ingepompt
  • Imperatief

    • jij pomp in
    • jullie pompt in

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inpompen