Vervoeging van inrekenen
Onbepaalde wijs (infinitief): inrekenen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik reken in
- jij rekent in
- hij/zij/het rekent in
- wij rekenen in
- jullie rekenen in
- zij rekenen in
Indicativo presente
- yo arresto
- tú arrestas
- él/ella arresta
- nosotros arrestamos
- vosotros arrestáis
- ellos/ellas arrestan
Onvoltooid verleden tijd
- ik rekende in
- jij rekende in
- hij/zij/het rekende in
- wij rekenden in
- jullie rekenden in
- zij rekenden in
Indefinido
- yo arresté
- tú arrestaste
- él/ella arrestó
- nosotros arrestamos
- vosotros arrestasteis
- ellos/ellas arrestaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingerekend
- jij hebt ingerekend
- hij/zij/het heeft ingerekend
- wij hebben ingerekend
- jullie hebben ingerekend
- zij hebben ingerekend
Pretérito perfecto compuesto
- yo he arrestado
- tú has arrestado
- él/ella ha arrestado
- nosotros hemos arrestado
- vosotros habéis arrestado
- ellos/ellas han arrestado
Voltooid verleden tijd
- ik had ingerekend
- jij had ingerekend
- hij/zij/het had ingerekend
- wij hadden ingerekend
- jullie hadden ingerekend
- zij hadden ingerekend
Pluscuamperfecto
- yo había arrestado
- tú habías arrestado
- él/ella había arrestado
- nosotros habíamos arrestado
- vosotros habíais arrestado
- ellos/ellas habían arrestado
Toekomende tijd I
- ik zal inrekenen
- jij zult inrekenen
- hij/zij/het zal inrekenen
- wij zullen inrekenen
- jullie zullen inrekenen
- zij zullen inrekenen
Futuro I
- yo arrestaré
- tú arrestarás
- él/ella arrestará
- nosotros arrestaremos
- vosotros arrestaréis
- ellos/ellas arrestarán
Toekomende tijd II
- ik zal ingerekend hebben
- jij zult ingerekend hebben
- hij/zij/het zal ingerekend hebben
- wij zullen ingerekend hebben
- jullie zullen ingerekend hebben
- zij zullen ingerekend hebben
Futuro perfecto
- yo habré arrestado
- tú habrás arrestado
- él/ella habrá arrestado
- nosotros habremos arrestado
- vosotros habréis arrestado
- ellos/ellas habrán arrestado
Conditionalis I
- ik zou inrekenen
- jij zou inrekenen
- hij/zij/het zou inrekenen
- wij zouden inrekenen
- jullie zouden inrekenen
- zij zouden inrekenen
Condicional
- yo arrestaría
- tú arrestarías
- él/ella arrestaría
- nosotros arrestaríamos
- vosotros arrestaríais
- ellos/ellas arrestarían
Conditionalis II
- ik zou hebben ingerekend
- jij zou hebben ingerekend
- hij/zij/het zou hebben ingerekend
- wij zouden hebben ingerekend
- jullie zouden hebben ingerekend
- zij zouden hebben ingerekend
Condicional perfecto
- yo habría arrestado
- tú habrías arrestado
- él/ella habría arrestado
- nosotros habríamos arrestado
- vosotros habríais arrestado
- ellos/ellas habrían arrestado
Imperatief
- jij reken in
- jullie rekent in
Imperativo presente
- tú arresta
- vosotros arrestad