Vervoeging van insisteren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik insisteer
- jij insisteert
- hij/zij/het insisteert
- wij insisteren
- jullie insisteren
- zij insisteren
Onvoltooid verleden tijd
- ik insisteerde
- jij insisteerde
- hij/zij/het insisteerde
- wij insisteerden
- jullie insisteerden
- zij insisteerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnsisteerd
- jij hebt geïnsisteerd
- hij/zij/het heeft geïnsisteerd
- wij hebben geïnsisteerd
- jullie hebben geïnsisteerd
- zij hebben geïnsisteerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnsisteerd
- jij had geïnsisteerd
- hij/zij/het had geïnsisteerd
- wij hadden geïnsisteerd
- jullie hadden geïnsisteerd
- zij hadden geïnsisteerd
Toekomende tijd I
- ik zal insisteren
- jij zult insisteren
- hij/zij/het zal insisteren
- wij zullen insisteren
- jullie zullen insisteren
- zij zullen insisteren
Toekomende tijd II
- ik zal geïnsisteerd hebben
- jij zult geïnsisteerd hebben
- hij/zij/het zal geïnsisteerd hebben
- wij zullen geïnsisteerd hebben
- jullie zullen geïnsisteerd hebben
- zij zullen geïnsisteerd hebben
Conditionalis I
- ik zou insisteren
- jij zou insisteren
- hij/zij/het zou insisteren
- wij zouden insisteren
- jullie zouden insisteren
- zij zouden insisteren
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnsisteerd
- jij zou hebben geïnsisteerd
- hij/zij/het zou hebben geïnsisteerd
- wij zouden hebben geïnsisteerd
- jullie zouden hebben geïnsisteerd
- zij zouden hebben geïnsisteerd
Imperatief
- jij insisteer
- jullie insisteert