Vervoeging van insmeren
Onbepaalde wijs (infinitief): insmeren
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik smeer in
- jij smeert in
- hij/zij/het smeert in
- wij smeren in
- jullie smeren in
- zij smeren in
Präsens Indikativ
- ich reibe ein
- du reibst ein
- er/sie/es reibt ein
- wir reiben ein
- ihr reibt ein
- sie reiben ein
Onvoltooid verleden tijd
- ik smeerde in
- jij smeerde in
- hij/zij/het smeerde in
- wij smeerden in
- jullie smeerden in
- zij smeerden in
Präteritum Indikativ
- ich rieb ein
- du riebst ein
- er/sie/es rieb ein
- wir rieben ein
- ihr riebt ein
- sie rieben ein
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingesmeerd
- jij hebt ingesmeerd
- hij/zij/het heeft ingesmeerd
- wij hebben ingesmeerd
- jullie hebben ingesmeerd
- zij hebben ingesmeerd
Perfekt Indikativ
- ich habe eingerieben
- du hast eingerieben
- er/sie/es hat eingerieben
- wir haben eingerieben
- ihr habt eingerieben
- sie haben eingerieben
Voltooid verleden tijd
- ik had ingesmeerd
- jij had ingesmeerd
- hij/zij/het had ingesmeerd
- wij hadden ingesmeerd
- jullie hadden ingesmeerd
- zij hadden ingesmeerd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte eingerieben
- du hattest eingerieben
- er/sie/es hatte eingerieben
- wir hatten eingerieben
- ihr hattet eingerieben
- sie hatten eingerieben
Toekomende tijd I
- ik zal insmeren
- jij zult insmeren
- hij/zij/het zal insmeren
- wij zullen insmeren
- jullie zullen insmeren
- zij zullen insmeren
Futur I Indikativ
- ich werde einreiben
- du wirst einreiben
- er/sie/es wird einreiben
- wir werden einreiben
- ihr werdet einreiben
- sie werden einreiben
Toekomende tijd II
- ik zal ingesmeerd hebben
- jij zult ingesmeerd hebben
- hij/zij/het zal ingesmeerd hebben
- wij zullen ingesmeerd hebben
- jullie zullen ingesmeerd hebben
- zij zullen ingesmeerd hebben
Futur II Indikativ
- ich werde eingerieben haben
- du wirst eingerieben haben
- er/sie/es wird eingerieben haben
- wir werden eingerieben haben
- ihr werdet eingerieben haben
- sie werden eingerieben haben
Conditionalis I
- ik zou insmeren
- jij zou insmeren
- hij/zij/het zou insmeren
- wij zouden insmeren
- jullie zouden insmeren
- zij zouden insmeren
Futur I Konjunktiv II
- ich würde einreiben
- du würdest einreiben
- er/sie/es würde einreiben
- wir würden einreiben
- ihr würdet einreiben
- sie würden einreiben
Conditionalis II
- ik zou hebben ingesmeerd
- jij zou hebben ingesmeerd
- hij/zij/het zou hebben ingesmeerd
- wij zouden hebben ingesmeerd
- jullie zouden hebben ingesmeerd
- zij zouden hebben ingesmeerd
Futur II Konjunktiv II
- ich würde eingerieben haben
- du würdest eingerieben haben
- er/sie/es würde eingerieben haben
- wir würden eingerieben haben
- ihr würdet eingerieben haben
- sie würden eingerieben haben
Imperatief
- jij smeer in
- jullie smeert in
Imperativ
- du reib(e) ein
- ihr reibt ein