Vervoeging van inspijkeren
Onbepaalde wijs (infinitief): inspijkeren
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spijker in
- jij spijkert in
- hij/zij/het spijkert in
- wij spijkeren in
- jullie spijkeren in
- zij spijkeren in
Onvoltooid verleden tijd
- ik spijkerde in
- jij spijkerde in
- hij/zij/het spijkerde in
- wij spijkerden in
- jullie spijkerden in
- zij spijkerden in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingespijkerd
- jij hebt ingespijkerd
- hij/zij/het heeft ingespijkerd
- wij hebben ingespijkerd
- jullie hebben ingespijkerd
- zij hebben ingespijkerd
Voltooid verleden tijd
- ik had ingespijkerd
- jij had ingespijkerd
- hij/zij/het had ingespijkerd
- wij hadden ingespijkerd
- jullie hadden ingespijkerd
- zij hadden ingespijkerd
Toekomende tijd I
- ik zal inspijkeren
- jij zult inspijkeren
- hij/zij/het zal inspijkeren
- wij zullen inspijkeren
- jullie zullen inspijkeren
- zij zullen inspijkeren
Toekomende tijd II
- ik zal ingespijkerd hebben
- jij zult ingespijkerd hebben
- hij/zij/het zal ingespijkerd hebben
- wij zullen ingespijkerd hebben
- jullie zullen ingespijkerd hebben
- zij zullen ingespijkerd hebben
Conditionalis I
- ik zou inspijkeren
- jij zou inspijkeren
- hij/zij/het zou inspijkeren
- wij zouden inspijkeren
- jullie zouden inspijkeren
- zij zouden inspijkeren
Conditionalis II
- ik zou hebben ingespijkerd
- jij zou hebben ingespijkerd
- hij/zij/het zou hebben ingespijkerd
- wij zouden hebben ingespijkerd
- jullie zouden hebben ingespijkerd
- zij zouden hebben ingespijkerd
Imperatief
- jij spijker in
- jullie spijkert in