Vervoeging van inspringen
Onbepaalde wijs (infinitief): inspringen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spring in
- jij springt in
- hij/zij/het springt in
- wij springen in
- jullie springen in
- zij springen in
Indicativo presente
- yo substituyo
- tú substituyes
- él/ella substituye
- nosotros substituimos
- vosotros substituís
- ellos/ellas substituyen
Onvoltooid verleden tijd
- ik sprong in
- jij sprong in
- hij/zij/het sprong in
- wij sprongen in
- jullie sprongen in
- zij sprongen in
Indefinido
- yo substituí
- tú substituiste
- él/ella substituyó
- nosotros substituimos
- vosotros substituisteis
- ellos/ellas substituyeron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben ingesprongen
- jij bent ingesprongen
- hij/zij/het is ingesprongen
- wij zijn ingesprongen
- jullie zijn ingesprongen
- zij zijn ingesprongen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he substituido
- tú has substituido
- él/ella ha substituido
- nosotros hemos substituido
- vosotros habéis substituido
- ellos/ellas han substituido
Voltooid verleden tijd
- ik was ingesprongen
- jij was ingesprongen
- hij/zij/het was ingesprongen
- wij waren ingesprongen
- jullie waren ingesprongen
- zij waren ingesprongen
Pluscuamperfecto
- yo había substituido
- tú habías substituido
- él/ella había substituido
- nosotros habíamos substituido
- vosotros habíais substituido
- ellos/ellas habían substituido
Toekomende tijd I
- ik zal inspringen
- jij zult inspringen
- hij/zij/het zal inspringen
- wij zullen inspringen
- jullie zullen inspringen
- zij zullen inspringen
Futuro I
- yo substituiré
- tú substituirás
- él/ella substituirá
- nosotros substituiremos
- vosotros substituiréis
- ellos/ellas substituirán
Toekomende tijd II
- ik zal ingesprongen zijn
- jij zult ingesprongen zijn
- hij/zij/het zal ingesprongen zijn
- wij zullen ingesprongen zijn
- jullie zullen ingesprongen zijn
- zij zullen ingesprongen zijn
Futuro perfecto
- yo habré substituido
- tú habrás substituido
- él/ella habrá substituido
- nosotros habremos substituido
- vosotros habréis substituido
- ellos/ellas habrán substituido
Conditionalis I
- ik zou inspringen
- jij zou inspringen
- hij/zij/het zou inspringen
- wij zouden inspringen
- jullie zouden inspringen
- zij zouden inspringen
Condicional
- yo substituiría
- tú substituirías
- él/ella substituiría
- nosotros substituiríamos
- vosotros substituiríais
- ellos/ellas substituirían
Conditionalis II
- ik zou zijn ingesprongen
- jij zou zijn ingesprongen
- hij/zij/het zou zijn ingesprongen
- wij zouden zijn ingesprongen
- jullie zouden zijn ingesprongen
- zij zouden zijn ingesprongen
Condicional perfecto
- yo habría substituido
- tú habrías substituido
- él/ella habría substituido
- nosotros habríamos substituido
- vosotros habríais substituido
- ellos/ellas habrían substituido
Imperatief
- jij spring in
- jullie springt in
Imperativo presente
- tú substituye
- vosotros substituid