Vervoeging van institutionaliseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik institutionaliseer
- jij institutionaliseert
- hij/zij/het institutionaliseert
- wij institutionaliseren
- jullie institutionaliseren
- zij institutionaliseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik institutionaliseerde
- jij institutionaliseerde
- hij/zij/het institutionaliseerde
- wij institutionaliseerden
- jullie institutionaliseerden
- zij institutionaliseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnstitutionaliseerd
- jij hebt geïnstitutionaliseerd
- hij/zij/het heeft geïnstitutionaliseerd
- wij hebben geïnstitutionaliseerd
- jullie hebben geïnstitutionaliseerd
- zij hebben geïnstitutionaliseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnstitutionaliseerd
- jij had geïnstitutionaliseerd
- hij/zij/het had geïnstitutionaliseerd
- wij hadden geïnstitutionaliseerd
- jullie hadden geïnstitutionaliseerd
- zij hadden geïnstitutionaliseerd
Toekomende tijd I
- ik zal institutionaliseren
- jij zult institutionaliseren
- hij/zij/het zal institutionaliseren
- wij zullen institutionaliseren
- jullie zullen institutionaliseren
- zij zullen institutionaliseren
Toekomende tijd II
- ik zal geïnstitutionaliseerd hebben
- jij zult geïnstitutionaliseerd hebben
- hij/zij/het zal geïnstitutionaliseerd hebben
- wij zullen geïnstitutionaliseerd hebben
- jullie zullen geïnstitutionaliseerd hebben
- zij zullen geïnstitutionaliseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou institutionaliseren
- jij zou institutionaliseren
- hij/zij/het zou institutionaliseren
- wij zouden institutionaliseren
- jullie zouden institutionaliseren
- zij zouden institutionaliseren
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnstitutionaliseerd
- jij zou hebben geïnstitutionaliseerd
- hij/zij/het zou hebben geïnstitutionaliseerd
- wij zouden hebben geïnstitutionaliseerd
- jullie zouden hebben geïnstitutionaliseerd
- zij zouden hebben geïnstitutionaliseerd
Imperatief
- jij institutionaliseer
- jullie institutionaliseert