Vervoeging van institutionaliseren

Onbepaalde wijs (infinitief): institutionaliseren

Vertaling: to formalize

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik institutionaliseer
  • jij institutionaliseert
  • hij/zij/het institutionaliseert
  • wij institutionaliseren
  • jullie institutionaliseren
  • zij institutionaliseren

Present

  • I formalize
  • you formalize
  • he/she/it formalizes
  • we formalize
  • you formalize
  • they formalize

Onvoltooid verleden tijd

  • ik institutionaliseerde
  • jij institutionaliseerde
  • hij/zij/het institutionaliseerde
  • wij institutionaliseerden
  • jullie institutionaliseerden
  • zij institutionaliseerden

Simple past

  • I formalized
  • you formalized
  • he/she/it formalized
  • we formalized
  • you formalized
  • they formalized

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geïnstitutionaliseerd
  • jij hebt geïnstitutionaliseerd
  • hij/zij/het heeft geïnstitutionaliseerd
  • wij hebben geïnstitutionaliseerd
  • jullie hebben geïnstitutionaliseerd
  • zij hebben geïnstitutionaliseerd

Present perfect

  • I have formalized
  • you have formalized
  • he/she/it has formalized
  • we have formalized
  • you have formalized
  • they have formalized

Voltooid verleden tijd

  • ik had geïnstitutionaliseerd
  • jij had geïnstitutionaliseerd
  • hij/zij/het had geïnstitutionaliseerd
  • wij hadden geïnstitutionaliseerd
  • jullie hadden geïnstitutionaliseerd
  • zij hadden geïnstitutionaliseerd

Past perfect

  • I had formalized
  • you had formalized
  • he/she/it had formalized
  • we had formalized
  • you had formalized
  • they had formalized

Toekomende tijd I

  • ik zal institutionaliseren
  • jij zult institutionaliseren
  • hij/zij/het zal institutionaliseren
  • wij zullen institutionaliseren
  • jullie zullen institutionaliseren
  • zij zullen institutionaliseren

Future

  • I will formalize
  • you will formalize
  • he/she/it will formalize
  • we will formalize
  • you will formalize
  • they will formalize

Toekomende tijd II

  • ik zal geïnstitutionaliseerd hebben
  • jij zult geïnstitutionaliseerd hebben
  • hij/zij/het zal geïnstitutionaliseerd hebben
  • wij zullen geïnstitutionaliseerd hebben
  • jullie zullen geïnstitutionaliseerd hebben
  • zij zullen geïnstitutionaliseerd hebben

Future perfect

  • I will have formalized
  • you will have formalized
  • he/she/it will have formalized
  • we will have formalized
  • you will have formalized
  • they will have formalized

Conditionalis I

  • ik zou institutionaliseren
  • jij zou institutionaliseren
  • hij/zij/het zou institutionaliseren
  • wij zouden institutionaliseren
  • jullie zouden institutionaliseren
  • zij zouden institutionaliseren

Conditional present

  • I would formalize
  • you would formalize
  • he/she/it would formalize
  • we would formalize
  • you would formalize
  • they would formalize

Conditionalis II

  • ik zou hebben geïnstitutionaliseerd
  • jij zou hebben geïnstitutionaliseerd
  • hij/zij/het zou hebben geïnstitutionaliseerd
  • wij zouden hebben geïnstitutionaliseerd
  • jullie zouden hebben geïnstitutionaliseerd
  • zij zouden hebben geïnstitutionaliseerd

Conditional perfect

  • I would have formalized
  • you would have formalized
  • he/she/it would have formalized
  • we would have formalized
  • you would have formalized
  • they would have formalized

Imperatief

  • jij institutionaliseer
  • jullie institutionaliseert

Imperative

  • you formalize
  • you formalize