Vervoeging van instrijken
Onbepaalde wijs (infinitief): instrijken
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik strijk in
- jij strijkt in
- hij/zij/het strijkt in
- wij strijken in
- jullie strijken in
- zij strijken in
Onvoltooid verleden tijd
- ik streek in
- jij streek in
- hij/zij/het streek in
- wij streken in
- jullie streken in
- zij streken in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingestreken
- jij hebt ingestreken
- hij/zij/het heeft ingestreken
- wij hebben ingestreken
- jullie hebben ingestreken
- zij hebben ingestreken
Voltooid verleden tijd
- ik had ingestreken
- jij had ingestreken
- hij/zij/het had ingestreken
- wij hadden ingestreken
- jullie hadden ingestreken
- zij hadden ingestreken
Toekomende tijd I
- ik zal instrijken
- jij zult instrijken
- hij/zij/het zal instrijken
- wij zullen instrijken
- jullie zullen instrijken
- zij zullen instrijken
Toekomende tijd II
- ik zal ingestreken hebben
- jij zult ingestreken hebben
- hij/zij/het zal ingestreken hebben
- wij zullen ingestreken hebben
- jullie zullen ingestreken hebben
- zij zullen ingestreken hebben
Conditionalis I
- ik zou instrijken
- jij zou instrijken
- hij/zij/het zou instrijken
- wij zouden instrijken
- jullie zouden instrijken
- zij zouden instrijken
Conditionalis II
- ik zou hebben ingestreken
- jij zou hebben ingestreken
- hij/zij/het zou hebben ingestreken
- wij zouden hebben ingestreken
- jullie zouden hebben ingestreken
- zij zouden hebben ingestreken
Imperatief
- jij strijk in
- jullie strijkt in