Vervoeging van intekenen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik teken in
- jij tekent in
- hij/zij/het tekent in
- wij tekenen in
- jullie tekenen in
- zij tekenen in
Onvoltooid verleden tijd
- ik tekende in
- jij tekende in
- hij/zij/het tekende in
- wij tekenden in
- jullie tekenden in
- zij tekenden in
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingetekend
- jij hebt ingetekend
- hij/zij/het heeft ingetekend
- wij hebben ingetekend
- jullie hebben ingetekend
- zij hebben ingetekend
Voltooid verleden tijd
- ik had ingetekend
- jij had ingetekend
- hij/zij/het had ingetekend
- wij hadden ingetekend
- jullie hadden ingetekend
- zij hadden ingetekend
Toekomende tijd I
- ik zal intekenen
- jij zult intekenen
- hij/zij/het zal intekenen
- wij zullen intekenen
- jullie zullen intekenen
- zij zullen intekenen
Toekomende tijd II
- ik zal ingetekend hebben
- jij zult ingetekend hebben
- hij/zij/het zal ingetekend hebben
- wij zullen ingetekend hebben
- jullie zullen ingetekend hebben
- zij zullen ingetekend hebben
Conditionalis I
- ik zou intekenen
- jij zou intekenen
- hij/zij/het zou intekenen
- wij zouden intekenen
- jullie zouden intekenen
- zij zouden intekenen
Conditionalis II
- ik zou hebben ingetekend
- jij zou hebben ingetekend
- hij/zij/het zou hebben ingetekend
- wij zouden hebben ingetekend
- jullie zouden hebben ingetekend
- zij zouden hebben ingetekend
Imperatief
- jij teken in
- jullie tekent in