Vervoeging van interneren

Onbepaalde wijs (infinitief): interneren

Vertaling: to intern

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik interneer
  • jij interneert
  • hij/zij/het interneert
  • wij interneren
  • jullie interneren
  • zij interneren

Present

  • I intern
  • you intern
  • he/she/it interns
  • we intern
  • you intern
  • they intern

Onvoltooid verleden tijd

  • ik interneerde
  • jij interneerde
  • hij/zij/het interneerde
  • wij interneerden
  • jullie interneerden
  • zij interneerden

Simple past

  • I interned
  • you interned
  • he/she/it interned
  • we interned
  • you interned
  • they interned

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geïnterneerd
  • jij hebt geïnterneerd
  • hij/zij/het heeft geïnterneerd
  • wij hebben geïnterneerd
  • jullie hebben geïnterneerd
  • zij hebben geïnterneerd

Present perfect

  • I have interned
  • you have interned
  • he/she/it has interned
  • we have interned
  • you have interned
  • they have interned

Voltooid verleden tijd

  • ik had geïnterneerd
  • jij had geïnterneerd
  • hij/zij/het had geïnterneerd
  • wij hadden geïnterneerd
  • jullie hadden geïnterneerd
  • zij hadden geïnterneerd

Past perfect

  • I had interned
  • you had interned
  • he/she/it had interned
  • we had interned
  • you had interned
  • they had interned

Toekomende tijd I

  • ik zal interneren
  • jij zult interneren
  • hij/zij/het zal interneren
  • wij zullen interneren
  • jullie zullen interneren
  • zij zullen interneren

Future

  • I will intern
  • you will intern
  • he/she/it will intern
  • we will intern
  • you will intern
  • they will intern

Toekomende tijd II

  • ik zal geïnterneerd hebben
  • jij zult geïnterneerd hebben
  • hij/zij/het zal geïnterneerd hebben
  • wij zullen geïnterneerd hebben
  • jullie zullen geïnterneerd hebben
  • zij zullen geïnterneerd hebben

Future perfect

  • I will have interned
  • you will have interned
  • he/she/it will have interned
  • we will have interned
  • you will have interned
  • they will have interned

Conditionalis I

  • ik zou interneren
  • jij zou interneren
  • hij/zij/het zou interneren
  • wij zouden interneren
  • jullie zouden interneren
  • zij zouden interneren

Conditional present

  • I would intern
  • you would intern
  • he/she/it would intern
  • we would intern
  • you would intern
  • they would intern

Conditionalis II

  • ik zou hebben geïnterneerd
  • jij zou hebben geïnterneerd
  • hij/zij/het zou hebben geïnterneerd
  • wij zouden hebben geïnterneerd
  • jullie zouden hebben geïnterneerd
  • zij zouden hebben geïnterneerd

Conditional perfect

  • I would have interned
  • you would have interned
  • he/she/it would have interned
  • we would have interned
  • you would have interned
  • they would have interned

Imperatief

  • jij interneer
  • jullie interneert

Imperative

  • you intern
  • you intern

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van interneren