Vervoeging van intrappen
Onbepaalde wijs (infinitief): intrappen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik trap in
- jij trapt in
- hij/zij/het trapt in
- wij trappen in
- jullie trappen in
- zij trappen in
Present
- I curb
- you curb
- he/she/it curbs
- we curb
- you curb
- they curb
Onvoltooid verleden tijd
- ik trapte in
- jij trapte in
- hij/zij/het trapte in
- wij trapten in
- jullie trapten in
- zij trapten in
Simple past
- I curbed
- you curbed
- he/she/it curbed
- we curbed
- you curbed
- they curbed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ingetrapt
- jij hebt ingetrapt
- hij/zij/het heeft ingetrapt
- wij hebben ingetrapt
- jullie hebben ingetrapt
- zij hebben ingetrapt
Present perfect
- I have curbed
- you have curbed
- he/she/it has curbed
- we have curbed
- you have curbed
- they have curbed
Voltooid verleden tijd
- ik had ingetrapt
- jij had ingetrapt
- hij/zij/het had ingetrapt
- wij hadden ingetrapt
- jullie hadden ingetrapt
- zij hadden ingetrapt
Past perfect
- I had curbed
- you had curbed
- he/she/it had curbed
- we had curbed
- you had curbed
- they had curbed
Toekomende tijd I
- ik zal intrappen
- jij zult intrappen
- hij/zij/het zal intrappen
- wij zullen intrappen
- jullie zullen intrappen
- zij zullen intrappen
Future
- I will curb
- you will curb
- he/she/it will curb
- we will curb
- you will curb
- they will curb
Toekomende tijd II
- ik zal ingetrapt hebben
- jij zult ingetrapt hebben
- hij/zij/het zal ingetrapt hebben
- wij zullen ingetrapt hebben
- jullie zullen ingetrapt hebben
- zij zullen ingetrapt hebben
Future perfect
- I will have curbed
- you will have curbed
- he/she/it will have curbed
- we will have curbed
- you will have curbed
- they will have curbed
Conditionalis I
- ik zou intrappen
- jij zou intrappen
- hij/zij/het zou intrappen
- wij zouden intrappen
- jullie zouden intrappen
- zij zouden intrappen
Conditional present
- I would curb
- you would curb
- he/she/it would curb
- we would curb
- you would curb
- they would curb
Conditionalis II
- ik zou hebben ingetrapt
- jij zou hebben ingetrapt
- hij/zij/het zou hebben ingetrapt
- wij zouden hebben ingetrapt
- jullie zouden hebben ingetrapt
- zij zouden hebben ingetrapt
Conditional perfect
- I would have curbed
- you would have curbed
- he/she/it would have curbed
- we would have curbed
- you would have curbed
- they would have curbed
Imperatief
- jij trap in
- jullie trapt in
Imperative
- you curb
- you curb