Vervoeging van inventariseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik inventariseer
- jij inventariseert
- hij/zij/het inventariseert
- wij inventariseren
- jullie inventariseren
- zij inventariseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik inventariseerde
- jij inventariseerde
- hij/zij/het inventariseerde
- wij inventariseerden
- jullie inventariseerden
- zij inventariseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnventariseerd
- jij hebt geïnventariseerd
- hij/zij/het heeft geïnventariseerd
- wij hebben geïnventariseerd
- jullie hebben geïnventariseerd
- zij hebben geïnventariseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnventariseerd
- jij had geïnventariseerd
- hij/zij/het had geïnventariseerd
- wij hadden geïnventariseerd
- jullie hadden geïnventariseerd
- zij hadden geïnventariseerd
Toekomende tijd I
- ik zal inventariseren
- jij zult inventariseren
- hij/zij/het zal inventariseren
- wij zullen inventariseren
- jullie zullen inventariseren
- zij zullen inventariseren
Toekomende tijd II
- ik zal geïnventariseerd hebben
- jij zult geïnventariseerd hebben
- hij/zij/het zal geïnventariseerd hebben
- wij zullen geïnventariseerd hebben
- jullie zullen geïnventariseerd hebben
- zij zullen geïnventariseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou inventariseren
- jij zou inventariseren
- hij/zij/het zou inventariseren
- wij zouden inventariseren
- jullie zouden inventariseren
- zij zouden inventariseren
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnventariseerd
- jij zou hebben geïnventariseerd
- hij/zij/het zou hebben geïnventariseerd
- wij zouden hebben geïnventariseerd
- jullie zouden hebben geïnventariseerd
- zij zouden hebben geïnventariseerd
Imperatief
- jij inventariseer
- jullie inventariseert