Vervoeging van inzetten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik zet in
    • jij zet in
    • hij/zij/het zet in
    • wij zetten in
    • jullie zetten in
    • zij zetten in
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik zette in
    • jij zette in
    • hij/zij/het zette in
    • wij zetten in
    • jullie zetten in
    • zij zetten in
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ingezet
    • jij hebt ingezet
    • hij/zij/het heeft ingezet
    • wij hebben ingezet
    • jullie hebben ingezet
    • zij hebben ingezet
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ingezet
    • jij had ingezet
    • hij/zij/het had ingezet
    • wij hadden ingezet
    • jullie hadden ingezet
    • zij hadden ingezet
  • Toekomende tijd I

    • ik zal inzetten
    • jij zult inzetten
    • hij/zij/het zal inzetten
    • wij zullen inzetten
    • jullie zullen inzetten
    • zij zullen inzetten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ingezet hebben
    • jij zult ingezet hebben
    • hij/zij/het zal ingezet hebben
    • wij zullen ingezet hebben
    • jullie zullen ingezet hebben
    • zij zullen ingezet hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou inzetten
    • jij zou inzetten
    • hij/zij/het zou inzetten
    • wij zouden inzetten
    • jullie zouden inzetten
    • zij zouden inzetten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ingezet
    • jij zou hebben ingezet
    • hij/zij/het zou hebben ingezet
    • wij zouden hebben ingezet
    • jullie zouden hebben ingezet
    • zij zouden hebben ingezet
  • Imperatief

    • jij zet in
    • jullie zet in

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van inzetten