Vervoeging van inzoomen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik zoom in
    • jij zoomt in
    • hij/zij/het zoomt in
    • wij zoomen in
    • jullie zoomen in
    • zij zoomen in
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik zoomde in
    • jij zoomde in
    • hij/zij/het zoomde in
    • wij zoomden in
    • jullie zoomden in
    • zij zoomden in
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ingezoomd
    • jij hebt ingezoomd
    • hij/zij/het heeft ingezoomd
    • wij hebben ingezoomd
    • jullie hebben ingezoomd
    • zij hebben ingezoomd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ingezoomd
    • jij had ingezoomd
    • hij/zij/het had ingezoomd
    • wij hadden ingezoomd
    • jullie hadden ingezoomd
    • zij hadden ingezoomd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal inzoomen
    • jij zult inzoomen
    • hij/zij/het zal inzoomen
    • wij zullen inzoomen
    • jullie zullen inzoomen
    • zij zullen inzoomen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ingezoomd hebben
    • jij zult ingezoomd hebben
    • hij/zij/het zal ingezoomd hebben
    • wij zullen ingezoomd hebben
    • jullie zullen ingezoomd hebben
    • zij zullen ingezoomd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou inzoomen
    • jij zou inzoomen
    • hij/zij/het zou inzoomen
    • wij zouden inzoomen
    • jullie zouden inzoomen
    • zij zouden inzoomen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ingezoomd
    • jij zou hebben ingezoomd
    • hij/zij/het zou hebben ingezoomd
    • wij zouden hebben ingezoomd
    • jullie zouden hebben ingezoomd
    • zij zouden hebben ingezoomd
  • Imperatief

    • jij zoom in
    • jullie zoomt in

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inzoomen