Vervoeging van kanonneren
Onbepaalde wijs (infinitief): kanonneren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kanonneer
- jij kanonneert
- hij/zij/het kanonneert
- wij kanonneren
- jullie kanonneren
- zij kanonneren
Present
- I cannonade
- you cannonade
- he/she/it cannonades
- we cannonade
- you cannonade
- they cannonade
Onvoltooid verleden tijd
- ik kanonneerde
- jij kanonneerde
- hij/zij/het kanonneerde
- wij kanonneerden
- jullie kanonneerden
- zij kanonneerden
Simple past
- I cannonaded
- you cannonaded
- he/she/it cannonaded
- we cannonaded
- you cannonaded
- they cannonaded
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekanonneerd
- jij hebt gekanonneerd
- hij/zij/het heeft gekanonneerd
- wij hebben gekanonneerd
- jullie hebben gekanonneerd
- zij hebben gekanonneerd
Present perfect
- I have cannonaded
- you have cannonaded
- he/she/it has cannonaded
- we have cannonaded
- you have cannonaded
- they have cannonaded
Voltooid verleden tijd
- ik had gekanonneerd
- jij had gekanonneerd
- hij/zij/het had gekanonneerd
- wij hadden gekanonneerd
- jullie hadden gekanonneerd
- zij hadden gekanonneerd
Past perfect
- I had cannonaded
- you had cannonaded
- he/she/it had cannonaded
- we had cannonaded
- you had cannonaded
- they had cannonaded
Toekomende tijd I
- ik zal kanonneren
- jij zult kanonneren
- hij/zij/het zal kanonneren
- wij zullen kanonneren
- jullie zullen kanonneren
- zij zullen kanonneren
Future
- I will cannonade
- you will cannonade
- he/she/it will cannonade
- we will cannonade
- you will cannonade
- they will cannonade
Toekomende tijd II
- ik zal gekanonneerd hebben
- jij zult gekanonneerd hebben
- hij/zij/het zal gekanonneerd hebben
- wij zullen gekanonneerd hebben
- jullie zullen gekanonneerd hebben
- zij zullen gekanonneerd hebben
Future perfect
- I will have cannonaded
- you will have cannonaded
- he/she/it will have cannonaded
- we will have cannonaded
- you will have cannonaded
- they will have cannonaded
Conditionalis I
- ik zou kanonneren
- jij zou kanonneren
- hij/zij/het zou kanonneren
- wij zouden kanonneren
- jullie zouden kanonneren
- zij zouden kanonneren
Conditional present
- I would cannonade
- you would cannonade
- he/she/it would cannonade
- we would cannonade
- you would cannonade
- they would cannonade
Conditionalis II
- ik zou hebben gekanonneerd
- jij zou hebben gekanonneerd
- hij/zij/het zou hebben gekanonneerd
- wij zouden hebben gekanonneerd
- jullie zouden hebben gekanonneerd
- zij zouden hebben gekanonneerd
Conditional perfect
- I would have cannonaded
- you would have cannonaded
- he/she/it would have cannonaded
- we would have cannonaded
- you would have cannonaded
- they would have cannonaded
Imperatief
- jij kanonneer
- jullie kanonneert
Imperative
- you cannonade
- you cannonade