Vervoeging van kapotmaken
Onbepaalde wijs (infinitief): kapotmaken
Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik maak kapot
- jij maakt kapot
- hij/zij/het maakt kapot
- wij maken kapot
- jullie maken kapot
- zij maken kapot
Onvoltooid verleden tijd
- ik maakte kapot
- jij maakte kapot
- hij/zij/het maakte kapot
- wij maakten kapot
- jullie maakten kapot
- zij maakten kapot
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb kapotgemaakt
- jij hebt kapotgemaakt
- hij/zij/het heeft kapotgemaakt
- wij hebben kapotgemaakt
- jullie hebben kapotgemaakt
- zij hebben kapotgemaakt
Voltooid verleden tijd
- ik had kapotgemaakt
- jij had kapotgemaakt
- hij/zij/het had kapotgemaakt
- wij hadden kapotgemaakt
- jullie hadden kapotgemaakt
- zij hadden kapotgemaakt
Toekomende tijd I
- ik zal kapotmaken
- jij zult kapotmaken
- hij/zij/het zal kapotmaken
- wij zullen kapotmaken
- jullie zullen kapotmaken
- zij zullen kapotmaken
Toekomende tijd II
- ik zal kapotgemaakt hebben
- jij zult kapotgemaakt hebben
- hij/zij/het zal kapotgemaakt hebben
- wij zullen kapotgemaakt hebben
- jullie zullen kapotgemaakt hebben
- zij zullen kapotgemaakt hebben
Conditionalis I
- ik zou kapotmaken
- jij zou kapotmaken
- hij/zij/het zou kapotmaken
- wij zouden kapotmaken
- jullie zouden kapotmaken
- zij zouden kapotmaken
Conditionalis II
- ik zou hebben kapotgemaakt
- jij zou hebben kapotgemaakt
- hij/zij/het zou hebben kapotgemaakt
- wij zouden hebben kapotgemaakt
- jullie zouden hebben kapotgemaakt
- zij zouden hebben kapotgemaakt
Imperatief
- jij maak kapot
- jullie maakt kapot