Vervoeging van karnen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik karn
    • jij karnt
    • hij/zij/het karnt
    • wij karnen
    • jullie karnen
    • zij karnen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik karnde
    • jij karnde
    • hij/zij/het karnde
    • wij karnden
    • jullie karnden
    • zij karnden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gekarnd
    • jij hebt gekarnd
    • hij/zij/het heeft gekarnd
    • wij hebben gekarnd
    • jullie hebben gekarnd
    • zij hebben gekarnd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gekarnd
    • jij had gekarnd
    • hij/zij/het had gekarnd
    • wij hadden gekarnd
    • jullie hadden gekarnd
    • zij hadden gekarnd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal karnen
    • jij zult karnen
    • hij/zij/het zal karnen
    • wij zullen karnen
    • jullie zullen karnen
    • zij zullen karnen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gekarnd hebben
    • jij zult gekarnd hebben
    • hij/zij/het zal gekarnd hebben
    • wij zullen gekarnd hebben
    • jullie zullen gekarnd hebben
    • zij zullen gekarnd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou karnen
    • jij zou karnen
    • hij/zij/het zou karnen
    • wij zouden karnen
    • jullie zouden karnen
    • zij zouden karnen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gekarnd
    • jij zou hebben gekarnd
    • hij/zij/het zou hebben gekarnd
    • wij zouden hebben gekarnd
    • jullie zouden hebben gekarnd
    • zij zouden hebben gekarnd
  • Imperatief

    • jij karn
    • jullie karnt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van karnen