Vervoeging van karnen

Vertaling: baratter

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik karn
  • jij karnt
  • hij/zij/het karnt
  • wij karnen
  • jullie karnen
  • zij karnen

Présent

  • je baratte
  • tu barattes
  • il/elle baratte
  • nous barattons
  • vous barattez
  • ils/elles barattent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik karnde
  • jij karnde
  • hij/zij/het karnde
  • wij karnden
  • jullie karnden
  • zij karnden

Indicatif imparfait

  • je barattais
  • tu barattais
  • il/elle barattait
  • nous barattions
  • vous barattiez
  • ils/elles barattaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekarnd
  • jij hebt gekarnd
  • hij/zij/het heeft gekarnd
  • wij hebben gekarnd
  • jullie hebben gekarnd
  • zij hebben gekarnd

Indicatif passé composé

  • j'ai baratté
  • tu as baratté
  • il/elle a baratté
  • nous avons baratté
  • vous avez baratté
  • ils/elles ont baratté

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekarnd
  • jij had gekarnd
  • hij/zij/het had gekarnd
  • wij hadden gekarnd
  • jullie hadden gekarnd
  • zij hadden gekarnd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais baratté
  • tu avais baratté
  • il/elle avait baratté
  • nous avions baratté
  • vous aviez baratté
  • ils/elles avaient baratté

Toekomende tijd I

  • ik zal karnen
  • jij zult karnen
  • hij/zij/het zal karnen
  • wij zullen karnen
  • jullie zullen karnen
  • zij zullen karnen

Indicatif futur

  • je baratterai
  • tu baratteras
  • il/elle barattera
  • nous baratterons
  • vous baratterez
  • ils/elles baratteront

Toekomende tijd II

  • ik zal gekarnd hebben
  • jij zult gekarnd hebben
  • hij/zij/het zal gekarnd hebben
  • wij zullen gekarnd hebben
  • jullie zullen gekarnd hebben
  • zij zullen gekarnd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai baratté
  • tu auras baratté
  • il/elle aura baratté
  • nous aurons baratté
  • vous aurez baratté
  • ils/elles auront baratté

Conditionalis I

  • ik zou karnen
  • jij zou karnen
  • hij/zij/het zou karnen
  • wij zouden karnen
  • jullie zouden karnen
  • zij zouden karnen

Conditionnel présent

  • je baratterais
  • tu baratterais
  • il/elle baratterait
  • nous baratterions
  • vous baratteriez
  • ils/elles baratteraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekarnd
  • jij zou hebben gekarnd
  • hij/zij/het zou hebben gekarnd
  • wij zouden hebben gekarnd
  • jullie zouden hebben gekarnd
  • zij zouden hebben gekarnd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais baratté
  • tu aurais baratté
  • il/elle aurait baratté
  • nous aurions baratté
  • vous auriez baratté
  • ils/elles auraient baratté

Imperatief

  • jij karn
  • jullie karnt

Impératif

  • tu baratte
  • vous barattez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van karnen