Vervoeging van karteren
Onbepaalde wijs (infinitief): karteren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik karteer
- jij karteert
- hij/zij/het karteert
- wij karteren
- jullie karteren
- zij karteren
Present
- I map
- you map
- he/she/it maps
- we map
- you map
- they map
Onvoltooid verleden tijd
- ik karteerde
- jij karteerde
- hij/zij/het karteerde
- wij karteerden
- jullie karteerden
- zij karteerden
Simple past
- I mapped
- you mapped
- he/she/it mapped
- we mapped
- you mapped
- they mapped
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekarteerd
- jij hebt gekarteerd
- hij/zij/het heeft gekarteerd
- wij hebben gekarteerd
- jullie hebben gekarteerd
- zij hebben gekarteerd
Present perfect
- I have mapped
- you have mapped
- he/she/it has mapped
- we have mapped
- you have mapped
- they have mapped
Voltooid verleden tijd
- ik had gekarteerd
- jij had gekarteerd
- hij/zij/het had gekarteerd
- wij hadden gekarteerd
- jullie hadden gekarteerd
- zij hadden gekarteerd
Past perfect
- I had mapped
- you had mapped
- he/she/it had mapped
- we had mapped
- you had mapped
- they had mapped
Toekomende tijd I
- ik zal karteren
- jij zult karteren
- hij/zij/het zal karteren
- wij zullen karteren
- jullie zullen karteren
- zij zullen karteren
Future
- I will map
- you will map
- he/she/it will map
- we will map
- you will map
- they will map
Toekomende tijd II
- ik zal gekarteerd hebben
- jij zult gekarteerd hebben
- hij/zij/het zal gekarteerd hebben
- wij zullen gekarteerd hebben
- jullie zullen gekarteerd hebben
- zij zullen gekarteerd hebben
Future perfect
- I will have mapped
- you will have mapped
- he/she/it will have mapped
- we will have mapped
- you will have mapped
- they will have mapped
Conditionalis I
- ik zou karteren
- jij zou karteren
- hij/zij/het zou karteren
- wij zouden karteren
- jullie zouden karteren
- zij zouden karteren
Conditional present
- I would map
- you would map
- he/she/it would map
- we would map
- you would map
- they would map
Conditionalis II
- ik zou hebben gekarteerd
- jij zou hebben gekarteerd
- hij/zij/het zou hebben gekarteerd
- wij zouden hebben gekarteerd
- jullie zouden hebben gekarteerd
- zij zouden hebben gekarteerd
Conditional perfect
- I would have mapped
- you would have mapped
- he/she/it would have mapped
- we would have mapped
- you would have mapped
- they would have mapped
Imperatief
- jij karteer
- jullie karteert
Imperative
- you map
- you map