Vervoeging van kauwen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kauw
- jij kauwt
- hij/zij/het kauwt
- wij kauwen
- jullie kauwen
- zij kauwen
Indicativo presente
- yo mastico
- tú masticas
- él/ella mastica
- nosotros masticamos
- vosotros masticáis
- ellos/ellas mastican
Onvoltooid verleden tijd
- ik kauwde
- jij kauwde
- hij/zij/het kauwde
- wij kauwden
- jullie kauwden
- zij kauwden
Indefinido
- yo mastiqué
- tú masticaste
- él/ella masticó
- nosotros masticamos
- vosotros masticasteis
- ellos/ellas masticaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekauwd
- jij hebt gekauwd
- hij/zij/het heeft gekauwd
- wij hebben gekauwd
- jullie hebben gekauwd
- zij hebben gekauwd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he masticado
- tú has masticado
- él/ella ha masticado
- nosotros hemos masticado
- vosotros habéis masticado
- ellos/ellas han masticado
Voltooid verleden tijd
- ik had gekauwd
- jij had gekauwd
- hij/zij/het had gekauwd
- wij hadden gekauwd
- jullie hadden gekauwd
- zij hadden gekauwd
Pluscuamperfecto
- yo había masticado
- tú habías masticado
- él/ella había masticado
- nosotros habíamos masticado
- vosotros habíais masticado
- ellos/ellas habían masticado
Toekomende tijd I
- ik zal kauwen
- jij zult kauwen
- hij/zij/het zal kauwen
- wij zullen kauwen
- jullie zullen kauwen
- zij zullen kauwen
Futuro I
- yo masticaré
- tú masticarás
- él/ella masticará
- nosotros masticaremos
- vosotros masticaréis
- ellos/ellas masticarán
Toekomende tijd II
- ik zal gekauwd hebben
- jij zult gekauwd hebben
- hij/zij/het zal gekauwd hebben
- wij zullen gekauwd hebben
- jullie zullen gekauwd hebben
- zij zullen gekauwd hebben
Futuro perfecto
- yo habré masticado
- tú habrás masticado
- él/ella habrá masticado
- nosotros habremos masticado
- vosotros habréis masticado
- ellos/ellas habrán masticado
Conditionalis I
- ik zou kauwen
- jij zou kauwen
- hij/zij/het zou kauwen
- wij zouden kauwen
- jullie zouden kauwen
- zij zouden kauwen
Condicional
- yo masticaría
- tú masticarías
- él/ella masticaría
- nosotros masticaríamos
- vosotros masticaríais
- ellos/ellas masticarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gekauwd
- jij zou hebben gekauwd
- hij/zij/het zou hebben gekauwd
- wij zouden hebben gekauwd
- jullie zouden hebben gekauwd
- zij zouden hebben gekauwd
Condicional perfecto
- yo habría masticado
- tú habrías masticado
- él/ella habría masticado
- nosotros habríamos masticado
- vosotros habríais masticado
- ellos/ellas habrían masticado
Imperatief
- jij kauw
- jullie kauwt
Imperativo presente
- tú mastica
- vosotros masticad