Vervoeging van kerken
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kerk
- jij kerkt
- hij/zij/het kerkt
- wij kerken
- jullie kerken
- zij kerken
Onvoltooid verleden tijd
- ik kerkte
- jij kerkte
- hij/zij/het kerkte
- wij kerkten
- jullie kerkten
- zij kerkten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekerkt
- jij hebt gekerkt
- hij/zij/het heeft gekerkt
- wij hebben gekerkt
- jullie hebben gekerkt
- zij hebben gekerkt
Voltooid verleden tijd
- ik had gekerkt
- jij had gekerkt
- hij/zij/het had gekerkt
- wij hadden gekerkt
- jullie hadden gekerkt
- zij hadden gekerkt
Toekomende tijd I
- ik zal kerken
- jij zult kerken
- hij/zij/het zal kerken
- wij zullen kerken
- jullie zullen kerken
- zij zullen kerken
Toekomende tijd II
- ik zal gekerkt hebben
- jij zult gekerkt hebben
- hij/zij/het zal gekerkt hebben
- wij zullen gekerkt hebben
- jullie zullen gekerkt hebben
- zij zullen gekerkt hebben
Conditionalis I
- ik zou kerken
- jij zou kerken
- hij/zij/het zou kerken
- wij zouden kerken
- jullie zouden kerken
- zij zouden kerken
Conditionalis II
- ik zou hebben gekerkt
- jij zou hebben gekerkt
- hij/zij/het zou hebben gekerkt
- wij zouden hebben gekerkt
- jullie zouden hebben gekerkt
- zij zouden hebben gekerkt
Imperatief
- jij kerk
- jullie kerkt