Vervoeging van keten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik keet
- jij keet
- hij/zij/het keet
- wij keten
- jullie keten
- zij keten
Onvoltooid verleden tijd
- ik keette
- jij keette
- hij/zij/het keette
- wij keetten
- jullie keetten
- zij keetten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekeet
- jij hebt gekeet
- hij/zij/het heeft gekeet
- wij hebben gekeet
- jullie hebben gekeet
- zij hebben gekeet
Voltooid verleden tijd
- ik had gekeet
- jij had gekeet
- hij/zij/het had gekeet
- wij hadden gekeet
- jullie hadden gekeet
- zij hadden gekeet
Toekomende tijd I
- ik zal keten
- jij zult keten
- hij/zij/het zal keten
- wij zullen keten
- jullie zullen keten
- zij zullen keten
Toekomende tijd II
- ik zal gekeet hebben
- jij zult gekeet hebben
- hij/zij/het zal gekeet hebben
- wij zullen gekeet hebben
- jullie zullen gekeet hebben
- zij zullen gekeet hebben
Conditionalis I
- ik zou keten
- jij zou keten
- hij/zij/het zou keten
- wij zouden keten
- jullie zouden keten
- zij zouden keten
Conditionalis II
- ik zou hebben gekeet
- jij zou hebben gekeet
- hij/zij/het zou hebben gekeet
- wij zouden hebben gekeet
- jullie zouden hebben gekeet
- zij zouden hebben gekeet
Imperatief
- jij keet
- jullie keet